• Peilstokken met een dop met schroefdraad:
laat de dop op de buis rusten. Draai linksom
tot de peilstok op het laagste punt op de
schroefdraad rust. Schroef de dop niet op de
buis.
• Peilstokken zonder een dop met
schroefdraad: plaats de peilstok weer
stevig op zijn plaats.
6. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil.
Het oliepeil moet tot aan de markering 'Vol' (of 'F')
op de peilstok staan, maar niet hoger.
7. Als het oliepeil te laag is, moet u bijvullen met olie
van het juiste type totdat het peil de markering 'Vol'
(of 'F') op de peilstok bereikt. Controleer altijd het
oliepeil met de peilstok voordat u bijvult met olie.
Opmerking: Om te voorkomen dat motor
overmatig slijt of schade oploopt, moet u ervoor
zorgen dat de olie in het carter altijd op het juiste
peil staat. U mag de motor nooit gebruiken als het
oliepeil onder de markering 'Bijvullen' of 'L' of boven
de markering 'Vol' of 'F' op de peilstok staat.
8. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil. Het
oliepeil moet tussen de markeringen 'Vol' (of 'F') en
'VOL- of 'Bijvullen' (of 'L') staan. Als het oliepeil te
laag is, moet u bijvullen met olie van het juiste type
tot aan de markering 'Vol'. Plaats de vuldop/peilstok
terug en schroef deze vast.
Motorolie verversen
Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren
Om de 100 bedrijfsuren (vaker in
stoffige, vuile omstandigheden)
Opmerking: Geef de afgewerkte olie af bij een
inzamelcentrum.
1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen.
Warme olie kan beter worden afgetapt.
2. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager
staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen.
3. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de
vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in
werking.
4. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat
(Figuur 40).
1
3
5
34
2
4
6
Figuur 40
G009950
G010457