G010233
3
1
Figuur 26
1. Antiscalpeerrol
2. Bout
Bestuurdersstoel instellen
U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven.
De stand van de stoel moet zo zijn dat u de machine
het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit.
Breng de stoelhendel iets omhoog terwijl u op de
bestuurdersstoel zit en beweeg de stoel naar voren of
naar achteren naar de gewenste stand (Figuur 27).
G010232
Figuur 27
1. Instelhendel
4
2
3. Flensmoer
4. Afstand tussen openingen
G010016
1
De stoelophanging verstellen
Het aantal stoelveren kan worden veranderd om een
optimaal rijcomfort te verkrijgen. Zware bestuurders
kunnen meer veren gebruiken op oneffen terrein.
Minder veren hoeven te worden gebruikt door lichte
gebruikers en bij maaien op egale en goed aangelegde
gazons. Zorg altijd ervoor dat het aantal veren links en
rechts gelijk is als u veren toevoegt en verwijdert.
1. Bout
2. Veer
Er kunnen maximaal vijf veren worden bevestigd aan
de stoelsteun met een moer en een bout, zie Figuur 28.
Raadpleeg de onderdelenhandleiding voor
de onderdeelnummers van de veren en de
bevestigingselementen.
Rijhendels afstellen
De hoogte instellen
De rijhendels kunnen hoger of lager worden gesteld
volgens de wensen van de bestuurder.
1. Verwijder de 2 bouten waarmee de rijhendels is
bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm
(Figuur 29).
2. Zet de rijhendels in de volgende groep openingen.
Zet de hendel vast met de 2 bouten (Figuur 29).
Opmerking: De rijhendels kunnen ook aan de
buitenzijde van de schacht worden gemonteerd.
23
G010484
Figuur 28
3. Moer
4. Extra montage-openingen