WEERGAVE LCD-MONITOR
Flitsstanden (blz. 28).
Opnamestand
Scherpstelkader
Scherpstelsignaal (blz. 29)
ZOOMOBJECTIEF GEBRUIKEN
Deze camera is uitgerust met een uniek 7,7 -23,1 mm zoomobjectief. Het bereik komt overeen met
dat van een 37 tot 111 mm objectief op een kleinbeeldcamera. Het objectief wordt aangestuurd met
de zoomtoets op de achterzijde van de camera.
1
Zoomaanduiding
24
Opname - basishandelingen
Beeldgrootte (blz. 44)
Beeldkwaliteit (blz. 44)
Batterijconditie (blz. 18)
Waarschuwing cameratrilling (blz. 30)
Aanduiding Anti-shake (blz. 47)
Transportstand (blz. 40)
Beeldteller
Om in te zoomen duwt u op de rechterzijde (T) van
de zoomtoets (1).
Om uit te zoomen duwt u op de linkerzijde van de
zoomtoets (W).
Na het zoomen verschijnt de zoomaanduiding op
de lcd-monitor om de globale zoomstand aan te
geven.
Met de digitale zoomfunctie kunt u het zoombereik
van het objectief vergroten. De digitale zoom wordt
geactiveerd in sectie 3 van het opname-menu
(blz. 55).
STANDAARD OPNAMEHANDELINGEN
Neem het onderwerp in het scherpstelkader. Zorg ervoor dat het
onderwerp zich binnen het scherpstelbereik van het objectief be-
vindt (blz. 26). Gebruik voor zeer korte opname-afstanden de Super
Macro functie (blz. 31).
Druk de ontspanknop half in om scherpstelling en belichting te ver-
grendelen.
Het witte scherpstelsignaal bevestigt dat er goed werd scherp-
gesteld. Is het scherpstelsignaal rood, dan was de camera niet in
staat scherp te stellen. Herhaal voorgaande stappen.
Druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken. Het opge-
nomen beeld kan direct worden beoordeeld door na het maken van
de foto de ontspanknop ingedrukt te houden. De functie voor direc-
Scherpstel-
Scherpstel-
te weergave kan ook worden gebruikt (blz. 51).
signaal
kader
Het waarschuwingslampje wordt rood en knippert om aan te geven
dat de beeldinformatie op de geheugenkaart wordt weggeschreven.
Verwijder of plaats nooit een geheugenkaart als er informatie wordt
verwerkt.
25