6.3 Pompregelaars
SL1 en SLV pompen kunnen met de volgende
Grundfos pompregelaars worden verbonden voor
niveauregeling:
•
LC 231 of LC 241
•
Grundfos DC en DCD.
Raadpleeg voor meer informatie over regelaars de
installatie- en bedieningsinstructies voor de
betreffende regelaar, of ga naar www.grundfos.com.
6.4 Thermische schakelaar, PT1000 en PTC-
thermistor
Alle SL1 en SLV pompen zijn voorzien van een
thermische beveiliging die is opgenomen in de
statorwindingen.
Pompen zonder sensoren
Pompen zonder sensoren hebben een thermische
schakelaar of een PTC-thermistor. Via het
veiligheidscircuit van de pompregelaar schakelt de
thermische schakelaar de pomp uit door het circuit te
onderbreken in geval van te hoge temperatuur
(ongeveer 150 °C). De thermische schakelaar sluit
het circuit na afkoeling. Bij pompen die zijn voorzien
van een PTC-thermistor, sluit u de thermistor aan op
het PTC-relais of de I/O-module om het circuit te
onderbreken bij 150 °C.
De maximale bedrijfsstroom van de thermische
schakelaar is 0,5 A bij 500 VAC en cos φ 0,6. De
schakelaar moet in staat zijn om een spoel in de
stroomkring te onderbreken.
Pompen met WIO-sensor
Pompen met een WIO-sensor hebben een
thermische schakelaar en, afhankelijk van de
installatielocatie, een Pt1000-sensor of een PTC-
thermistor in de wikkelingen.
Via het veiligheidscircuit van de pompregelaar
schakelt de thermische schakelaar of de thermistor
de pomp uit door het circuit te onderbreken in geval
van te hoge temperatuur (ongeveer 150 °C). De
thermische schakelaar of de thermistor sluit het circuit
na afkoeling.
De maximale bedrijfsstroom van zowel de Pt1000 als
de thermistor is 1 mA bij 24 VDC.
Niet-explosieveilige pompen
Bij het sluiten van het circuit na afkoeling kan de
thermische beveiliging de pomp automatisch opnieuw
inschakelen via de regelaar. Pompen van 4 kW en
hoger die worden verkocht in Australië en Nieuw-
Zeeland zijn voorzien van een PTC-thermistor.
568
Explosieveilige pompen
De thermische beveiliging van
explosieveilige pompen mag de pomp niet
automatisch herstarten. Dit waarborgt een
beveiliging tegen te hoge temperaturen in
omgevingen met mogelijk explosiegevaar.
Bij pompen met sensor wordt dit gedaan
door de kortsluiting tussen klemmen R1 en
R2 in de IO 113 te verwijderen. Zie
Elektrische gegevens in de installatie- en
bedieningsinstructies voor IO 113
(net.grundfos.com/qr/i/98097396).
De losse motorbeveiliging of regelaar mag
niet worden geïnstalleerd in omgevingen
met mogelijk explosiegevaar.
6.5 Water-in-olie sensor
De water-in-olie-sensor (WIO-sensor) meet het
watergehalte in de olie en zet de waarde om in een
analoog stroomsignaal. De twee sensoraders dienen
voor de voeding en voor het overdragen van het
signaal naar de IO 113. De sensor meet het
watergehalte van 0 tot 20%. De sensor geeft ook een
signaal af wanneer het watergehalte zich buiten het
normale bereik bevindt (waarschuwing) of wanneer er
lucht in de oliekamer zit (alarm). De sensor is in een
RVS buis geplaatst voor mechanische bescherming.
3
2
1
WIO-sensor
6.5.1 De WIO-sensor monteren
Plaats de sensor naast één van de openingen van
asafdichting. De sensor moet in de draairichting van
de motor gekanteld zijn om te zorgen dat er olie in de
sensor stroomt. Zorg dat de sensor is
ondergedompeld in de olie.
Gerelateerde informatie
6.5 Water-in-olie sensor
6.5.2 Technische gegevens
Ingangsspanning:
Uitgangsstroom:
Ingangsvermogen:
Omgevingstemperatuur: 0-70 °C
12-24 VDC
3,4 - 22 mA
0,6 W