De classificatie ter plekke van de
opstelling moet worden goedgekeurd door
de lokale brandweer.
558
Speciale voorwaarden voor een veilig
gebruik van de SL1 en SLV explosieveilige
pompen:
1. Zorg ervoor dat de
vochtdetectieschakelaar en thermische
schakelaars aangesloten zijn op
dezelfde kring, maar aparte
alarmuitgangen (motoruitschakeling)
hebben in geval van hoge
luchtvochtigheid of een hoge
temperatuur in de motor.
2. Vervangende bouten moeten klasse
A2-70 of beter zijn, conform EN/ISO
3506-1.
3. Neem contact op met de leverancier
betreffende de afmetingen van de
vlambestendige koppelingen.
4. Het niveau van de verpompte vloeistof
moet worden geregeld door twee stop
niveausensoren die zijn aangesloten
op het regelcircuit van de motor. Het
minimale niveau hangt af van het
installatietype en wordt gespecificeerd
in deze installatie- en
bedieningsinstructies.
5. Zorg ervoor dat de vaste kabel de
juiste mechanische bescherming heeft
en eindigt in een geschikt
klemmenbord dat buiten de mogelijk
explosiegevaarlijke omgeving is
geplaatst.
6. De afvalwaterpompen hebben een
omgevingstemperatuurbereik van -20
°C tot +40 °C en een maximale
procestemperatuur van +40 °C. De
minimale omgevingstemperatuur voor
een pomp met een WIO-sensor (water-
in-olie) bedraagt 0 °C.
7. De thermische beveiliging in de
statorwikkelingen heeft een nominale
schakeltemperatuur van 150 °C en
moet garanderen dat de
voedingsspanning wordt
uitgeschakeld. De voedingsspanning
moet handmatig gereset worden.
8. De besturingskast moet de WIO-
sensor beschermen tegen kortsluiting
van de aangesloten voedingsspanning.
De maximale stroom van de
schakelkast moet beperkt zijn tot 350
mA.
9. Bij gebruik van een frequentie-
omvormer is de maximale temperatuur
van de pomp 200 °C.
10. De WIO-sensor is uitsluitend bedoeld
voor gebruik met een galvanisch
gescheiden circuit.