4.1
Instellen van de werkbreedte
De werkbreedte wordt beïnvloed door de strooi-eigenschappen van de
betreffende kunstmest. De belangrijkste factoren die strooi-eigenschappen
beïnvloeden zijn korrelgrootte, stortgewicht, oppervlakte ruwheid en
vochtigheidsgraad. Met de „Omnia-Set" strooischotels (Fig. 1) kunnen,
afhankelijk van de soort kunstmest, verschillende werkbreedtes worden
ingesteld.
Voor het instellen van verschillende werkbreedtes (afstand tussen de
rijpaden) kunnen de strooischoepen ieder om een centraal draaipunt
(Fig.1/1) traploos worden verplaatst.
Door de strooischoepen in draairichting (Fig.1/a)
van de
strooischotels gezien (naar een hoger getal op de schaalverdeling)
te verdraaien, wordt de werkbreedte groter. Zwenkt men de
schoepen tegen de draairichting (Fig.1/b) in, dan wordt de
werkbreedte kleiner. De korte schoep verdeelt de kunstmest
overwegend in het midden van het strooibeeld, terwijl de lange
schoep voornamelijk het buitengebied bestrijkt.
Strooischoepen als volgt (bijv. KAS 27%N, Kunstmestgroep 1, 24m
werkbreedte) op de strooischotels OM 24-48 instellen:
Beide vleugelmoeren (Fig.2/7,9) onder de strooischotels losdraaien.
Afleeskant (Fig.3/3) van de korte schoep (Fig.3/1) op getal „14" van de
schaalverdeling (Fig.3/2) zwenken en vleugelmoer weer vastzetten.
Afleeskant (Fig.3/5) van de lange schoep (Fig.3/4) op getal „47" van de
schaalverdeling (Fig.3/6) verdraaien en de vleugelmoer weer stevig
vastzetten.
Controle van de werkbreedte met de mobiele testbaan (extra
uitvoering)
De instelgegevens uit de strooitabel zijn richtwaarden, omdat de strooi-
eigenschappen van de kunstmest aan verandering onderhevig zijn.
Wij adviseren u de ingestelde werkbreedte en de dwarsverdeling van
de centrifugaalstrooier met de mobiele testbaan te controleren (extra
uitvoering, bestelnummer: 125 9000).
Voor specifieke bijzonderheden, zie bedieningshandleiding „Mobiele testbaan".
13