Als speciale applicatie bestaat ook nog de mogelijkheid om een verticaal Oppervlakte te vergelijken met een theoretisch
kaartoppervlak en op die manier de effenheid te controleren resp. te documenteren.
nl
Om de applicatie "Verticale locatie" te starten, wordt in het menu van de applicaties de betreffende toets geselecteerd.
Na het oproepen van de applicatie worden de projecten resp. projectkeuze en de betreffende stationskeuze resp.
stationsetup weergegeven.
Na het uitvoeren van de stationsetup wordt de applicatie "Verticale locatie" gestart.
Afhankelijk van de stationskeuze zijn er twee mogelijkheden voor het vastleggen van het uit te zetten punt:
1.
Punten uitzetten met bouwlijnen, d.w.z. lijnen in het verticale referentievlak.
2.
Punten uitzetten met coördinaten resp. punten gebaseerd op een CAD-tekening.
11.2.2 Vert. layout met bouwlijnen
Bij de Vert. layout met bouwlijnen worden de lijnen bij de stationsetup gedefinieerd door meting ten opzichte van twee
referentiepunten.
Stationsetup
De stationsetup vindt indien mogelijk centraal / midden voor het verticale vlak plaats op een zodanige afstand, dat alle
punten zo goed mogelijk zichtbaar zijn.
Met het apparaat worden bij de apparaatopstelling zowel het nulpunt (1) van het referentielijnsysteem als de richting
(2) van het verticale referentievlak gedefinieerd.
LET OP
Het referentiepunt (1) is het centrale nulpunt. Vanuit dit punt worden de verticale en horizontale referentielijnen in het
verticale referentievlak gedefinieerd.
358
Printed: 20.04.2017 | Doc-Nr: PUB / 5135722 / 000 / 01
Printed: 20.04.2017 | Doc-Nr: PUB / 5135722 / 000 / 00
Terugkeren naar het vorige
scherm.
Verder naar de selectie van meer
applicaties.
Applicatie Verticale locatie op-
roepen.