Om de applicatie "Horizontale locatie" te starten, wordt in het applicatiemenu de betreffende toets geselecteerd.
Na het oproepen van de applicatie worden de projecten resp. projectkeuze (zie hoofdstuk 13.2) en de betreffende
stationskeuze resp. stationsetup weergegeven.
Na het uitvoeren van de stationsetup wordt de applicatie "Horizontale locatie" gestart.
Afhankelijk van de stationskeuze zijn er twee mogelijkheden voor het vastleggen van het uit te zetten punt:
1.
Punten uitzetten met bouwlijnen.
2.
Punten uitzetten met coördinaten en/of punten gebaseerd op een CAD-tekening.
11.1.2 Locatie met bouwlijnen
Bij de locatie met bouwlijnen hebben de in te voeren uitzetwaarden altijd betrekking op de bouwlijn, die als referentielijn
is gekozen.
Invoeren van uitzetpunt ten opzichte van de bouwlijn
Invoeren van de uitzetpositie als maten ten opzichte van de bij de stationsetup gedefinieerde bouwlijn resp. de bouwlijn
waarop het apparaat is opgesteld.
De invoerwaarden zijn Lijn- en Offsetafstanden ten opzichte van de gedefinieerde bouwlijn.
Printed: 20.04.2017 | Doc-Nr: PUB / 5135722 / 000 / 01
Printed: 20.04.2017 | Doc-Nr: PUB / 5135722 / 000 / 00
Terugkeren naar het vorige
scherm.
Verder naar de selectie van meer
applicaties.
Applicatie Horizontale locatie
oproepen.
nl
351