10.2.3.1 Meting ten opzichte van het eerste referentiepunt op een bouwlijn
nl
10.2.3.2 Meting ten opzichte van het tweede referentiepunt
Verdergaan met het controleren van de afstand tussen station en oriëntatiepunt, zoals in de betreffende hoofdstukken
beschreven.
10.2.3.3 Station instellen
Na het uitvoeren van de hoekmeting voor de oriëntatie wordt direct daarna het station ingesteld.
AANWIJZING
Het station wordt altijd opgeslagen in het interne geheugen. Indien de stationsnaam al in het geheugen aanwezig is,
moet in zo'n geval het station worden hernoemd resp. een nieuwe stationsnaam worden ingevoerd.
340
Printed: 20.04.2017 | Doc-Nr: PUB / 5135722 / 000 / 01
Printed: 20.04.2017 | Doc-Nr: PUB / 5135722 / 000 / 00
Naam oriëntatiepunt invoeren.
Terugkeren naar het vorige
scherm.
Hoek en afstand meten.
Verder naar de meting ten op-
zichte van het tweede referentie-
punt.
Terugkeren naar de meting ten
opzichte van het eerste referen-
tiepunt.
Hoek en afstand meten.
Verder naar Station instellen.
Controle afstand tussen referen-
tiepunten.
Alfanumeriek veld voor het in-
voeren van de stationsnaam.
Terugkeren naar het vorige
scherm.
Stationsgegevens weergeven.
Station instellen.