AANWIJZING
Als bij de stationsetup geen optie voor hoogtes is ingesteld, worden de hoogtegegevens en alle relevante weergaven
daaromtrent onderdrukt.
Opslag van de uitzetgegevens met bouwlijnen
Pt ID
Lijn (ingevoerd)
Offset (ingevoerd)
Hoogte (ingevoerd)
Lijn (gemeten)
Offset (gemeten)
Hoogte (gemeten)
ΔO(h)
ΔLn
ΔH(z)
11.1.3 Locatie met coördinaten
Invoeren van uitzetpunten
Het invoeren van uitzetwaarden met puntcoördinaten kan op drie verschillende manieren gebeuren:
1.
Puntcoördinaten handmatig invoeren.
2.
Puntcoördinaten selecteren uit een lijst met opgeslagen punten.
3.
Puntcoördinaten selecteren uit een CAD-afbeelding met opgeslagen punten.
Invoeren van uitzetpunten (met CAD-tekening)
De uitzetpunten worden rechtstreeks geselecteerd uit een CAD-tekening.
Daarbij is het punt reeds als driedimensionaal of tweedimensionaal punt opgeslagen en wordt het overeenkomstig
geëxtraheerd.
Printed: 20.04.2017 | Doc-Nr: PUB / 5135722 / 000 / 01
Printed: 20.04.2017 | Doc-Nr: PUB / 5135722 / 000 / 00
Naam van het uitzetpunt.
Ingevoerde lengteafstand gebaseerd op de bouwlijn.
Ingevoerde offsetafstand gebaseerd op de bouwlijn.
Ingevoerde hoogte.
Gemeten lengteafstand gebaseerd op de bouwlijn.
Gemeten offsetafstand gebaseerd op de bouwlijn.
Gemeten hoogte.
Verschil in offsetwaarde gebaseerd op de bouwlijn. ΔO
(h) = offset (gemeten) – offset (ingevoerd)
Verschil in lengtewaarde gebaseerd op de bouwlijn.
ΔLn = Lijn (gemeten) – Lijn (ingevoerd)
Verschil in de hoogte. ΔH(z) = hoogte (gemeten) –
hoogte (ingevoerd)
Terugkeren naar het vorige
scherm.
Invoer bevestigen en verder met
de weergave voor het uitrichten
van het apparaat met betrekking
tot het uit te zetten punt.
nl
355