10.2.5.1 Meting ten opzichte van het eerste referentiepunt
Bijbehorende coördinaten of posities worden opgezocht in de opgeslagen grafische gegevens.
Indien er geen puntgegevens onder deze naam aanwezig zijn, moeten de coördinaten handmatig worden ingevoerd.
10.2.5.2 Meting ten opzichte van het tweede referentiepunt
Verdergaan met het controleren van de afstand tussen station en oriëntatiepunt, zoals in de betreffende hoofdstukken
beschreven.
10.2.5.3 Station instellen
Het station wordt altijd opgeslagen in het interne geheugen.
Indien de stationsnaam al in het geheugen aanwezig is, moet in zo'n geval het station worden hernoemd resp. een
nieuwe stationsnaam worden ingevoerd.
Printed: 20.04.2017 | Doc-Nr: PUB / 5135722 / 000 / 01
Printed: 20.04.2017 | Doc-Nr: PUB / 5135722 / 000 / 00
Naam oriëntatiepunt invoeren.
Terugkeren naar het vorige
scherm.
Hoek en afstand meten.
Verder naar de meting ten op-
zichte van het tweede referentie-
punt.
Terugkeren naar de meting ten
opzichte van het eerste referen-
tiepunt.
Hoek en afstand meten.
Verder naar Station instellen.
Controle afstand tussen referen-
tiepunten.
Stationsnaam invoeren.
Terugkeren naar de oriëntatie-
meting.
Stationsgegevens weergeven.
Station instellen.
nl
345