VEILIGE VAARPRAKTIJKEN
Wendbaarheid van de boot/
slepen
– Vergeet niet dat u bij het terugke-
ren van de gashendel naar stationair
minder goed kunt sturen. Zodra de
motor stilligt kunt u helemaal niet
meer sturen. U moet gas geven om
te kunnen sturen.
– Overlaad de boot niet en neem nooit
meer passagiers mee dan is voor-
zien bij de betreffende boot. Over-
lading kan de wendbaarheid, stabi-
liteit en vaarprestaties nadelig beïn-
vloeden.
– Vermijd het toevoegen van acces-
soires of uitrusting die de besturing
van de boot kunnen beïnvloeden.
– Wanneer u passagiers meeneemt
of een tube, skiër of wakeboarder
voorttrekt, is uw boot moeilijker be-
stuurbaar en dient u over betere
stuurvaardigheden te beschikken.
– Zorg altijd voor de veiligheid en het
comfort van uw passagier(s) en de
persoon die u voorttrekt op ski's,
een wakeboard of ander water-
toestel.
– Neem altijd een waarnemer mee
wanneer u een tube, skiër of wa-
keboarder voorttrekt. Vaar slechts
zo snel als noodzakelijk is en volg
de instructies van de waarnemer.
Maak geen scherpe bochten, tenzij
absoluut noodzakelijk. Blijf op een
veilige afstand van de wal, andere
zwemmers, vaartuigen of objecten.
– Gebruik een voldoende lange en
stevige sleepkabel en zorg ervoor
dat deze stevig aan uw boot is be-
vestigd. Sommige boten zijn of kun-
nen worden uitgerust met een spe-
ciaal ontworpen sleepmechanisme.
Dit kan gevaarlijk zijn als er iemand
op valt.
Veiligheid van passagiers
Toon alle passagiers waar de nood-
en veiligheidsuitrusting zich bevindt
en zorg ervoor dat iedereen deze kan
gebruiken. Iedereen aan boord moet
_______
24
VEILIGHEIDSINFORMATIE
schoenen dragen met rubberen zo-
len om niet uit te glijden op natte op-
pervlakken. Tijdens de vaart moeten
passagiers blijven zitten binnen de re-
ling. Laat niet toe dat de passagiers
hun voeten of handen door het wa-
ter slepen. Maak altijd gebruik van
de handgrepen en andere veiligheids-
voorzieningen om niet te vallen. Alle
personen die niet of slecht kunnen
zwemmen en kinderen zijn verplicht
om te allen tijde een reddingsvest te
dragen. De wet schrijft voor dat kin-
deren onder 13 jaar een reddingsvest
moeten dragen terwijl de boot vaart,
tenzij ze zich in een afgesloten cabine
of beneden dek bevinden.
– Start of vaar niet met de boot ter-
wijl er iemand op het zonnedek of
zwemplatform zit of naast de boot in
het water zwemt. Water en/of afval
dat uit de straalbuis spuit, kan ern-
stige verwondingen toebrengen.
– Voordat de motor wordt gestart of
de boot zich in beweging zet, moe-
ten de bestuurder en passagier(s)
altijd correct plaatsnemen. Alle pas-
sagiers moeten weten hoe ze de
aanwezige handgrepen en gordels
moeten gebruiken.
– Accelereer altijd geleidelijk met een
boot wanneer u passagiers mee-
neemt, zowel bij het vertrekken als
onderweg. Als u snel accelereert
kunnen uw passagiers hun even-
wicht of houvast verliezen en er-
gens tegen botsen of achterwaarts
uit de boot vallen. Verwittig uw pas-
sagier(s) altijd voordat u snel accele-
reert.
Eerste hulp
Als bestuurder van een boot moet u
vertrouwd zijn met de eerstehulp-tech-
nieken die noodzakelijk kunnen zijn
wanneer er niet onmiddellijk hulp be-
schikbaar is. Vaak zijn verwondingen
aan vishaken of kleine snij- en schaaf-
wonden de ernstigste ongelukken aan
boord van een boot, maar u moet ook
de juiste technieken aanleren en in
_______