Programmeren
Bedieningshandleiding
6.1.3 2-2* Mechanische rem
Er zijn speciale parameters nodig om de werking te regelen van een elektromagnetische (mechanische) rem, die met name
vereist is voor hijstoepassingen.
Om een mechanische rem te besturen, is een relaisuitgang (relais 01 of relais 02) of een geprogrammeerde digitale uitgang
(klem 27 of 29) nodig. Gewoonlijk moet deze uitgang gesloten zijn op momenten dat de frequentieomvormer niet in staat
is de motor 'vast te houden' vanwege een te hoge belasting. Selecteer [32] Mech. rembesturing in parameter 5-40 Functie-
relais, 5-30 Klem 27 dig. uitgang of 5-31 Klem 29 dig. uitgang voor toepassingen met een elektromagnetische rem. Als [32]
Mech. rembesturing is geselecteerd, wordt de mechanische rem tijdens het starten gesloten totdat de uitgangsstroom hoger
is dan het geselecteerde niveau in parameter 2-20 Stroom bij vrijgave rem. Tijdens het stoppen wordt de mechanische rem
geactiveerd wanneer de snelheid lager wordt het ingestelde niveau in parameter 2-21 Snelheid remactivering [TPM]. Als de
frequentieomvormer in een alarmtoestand of een overstroom- of overspanningstoestand terechtkomt, wordt de
mechanische rem onmiddellijk ingeschakeld, zoals bij de STO-functie.
LET OP
6
6
Functies voor beveiliging en uitschakelvertraging (14-25 Uitsch.vertr. bij Koppelbegr. en 14-26 Uitschakelvertraging bij
inverterfout) kunnen de activering van de mechanische rem in een alarmsituatie vertragen. Schakel deze functies uit in
hijstoepassingen.
Afbeelding 6.7 Mechanische remfunctie
MG37A210
Danfoss A/S © Rev. 2014-02-07 Alle rechten voorbehouden.
61