Eenvoudige opstartproblemen...
Symptoom
Serviceschakelaar open of
ontbrekende motoraansluiting
Geen netvoeding met 24 V DC-
optiekaart
Stop via LCP
Ontbrekend startsignaal (stand-by) Controleer of 5-10 Klem 18 digitale
Motor loopt niet
Motorvrijloopsignaal actief (motor
loopt vrij)
Verkeerde bron voor referentie-
signaal
Draaibegrenzing motor
Omkeersignaal actief
Motor draait in verkeerde
richting
Aansluiting motorfase verkeerd
Frequentielimieten verkeerd
ingesteld
De motor bereikt het
Referentiesignaal niet correct
maximale toerental niet
geschaald
Parameterinstellingen mogelijk
verkeerd
Motortoerental instabiel
MG37A210
Bedieningshandleiding
Mogelijke oorzaak
Controleer of de motor is
aangesloten en de aansluiting niet
wordt onderbroken (door een
werkschakelaar of andere
voorziening).
Wanneer het display werkt maar
geen gegevens toont, moet u
controleren of de netvoeding naar
de frequentieomvormer is
ingeschakeld.
Controleer of [Off] werd ingedrukt.
ingang voor klem 18 correct is
ingesteld (gebruik standaardin-
stelling).
Controleer of par. 5-12 Klem 27
digitale ingang correct is ingesteld
op Vrijloop geïnv. (standaardin-
stelling).
Controleer het referentiesignaal:
Lokale, externe of busreferentie?
Digitale referentie actief? Klemaan-
sluiting correct? Schaling van
klemmen correct? Referentiesignaal
beschikbaar?
Controleer of 4-10 Draairichting
motor correct is geprogrammeerd.
Controleer of er een omkeer-
commando voor de klem is
geprogrammeerd via parame-
tergroep 5-1* Digitale ingangen.
Controleer de uitgangslimieten in
4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM],
4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] en
4-19 Max. uitgangsfreq..
Controleer de schaling van het
referentiesignaal in 6-0* Analoog
In/Uit en parametergroep 3-1*
Referenties. Controleer de referen-
tielimieten in parametergroep 3-0*
Ref. begrenz.
Controleer de instellingen van alle
motorparameters, inclusief alle
motorcompensatie-instellingen. Bij
een regeling met terugkoppeling:
controleer de PID-instellingen.
Danfoss A/S © Rev. 2014-02-07 Alle rechten voorbehouden.
Test
Sluit de motor aan en controleer
de serviceschakelaar.
Schakel de spanning naar de
eenheid in om deze te activeren.
Druk op [Auto On] of [Hand On]
(afhankelijk van de
bedieningsmodus) om de motor te
activeren.
Geef een geldig startsignaal om de
motor te starten.
Schakel 24 V op klem 27 of stel de
klem in voor Niet in bedrijf
Programmeer de juiste instellingen.
Controleer 3-13 Referentieplaats.
Programmeer de actieve digitale
referentie in parametergroep 3-1*
Referenties. Controleer op juiste
bedrading. Controleer de schaling
van de klemmen. Controleer het
referentiesignaal.
Programmeer de juiste instellingen.
Schakel het omkeersignaal uit.
Zie hoofdstuk 3.4.6 Motorkabel in
deze handleiding.
Programmeer de juiste limieten.
Programmeer de juiste instellingen.
Controleer de instellingen in
parametergroep 1-6* Bel. afhank.
inst. Bij een regeling met terugkop-
peling: controleer de instellingen
in parametergroep 20-0* Terugkop-
peling.
Oplossing
10
141
10