Installatie
Kabelafscherming
Vermijd montage met een afscherming met gedraaide
uiteinden (pigtails). Dit kan het afschermende effect bij
hoge frequenties verstoren. Als het noodzakelijk is de
afscherming te onderbreken om een motorisolator of
contactor te installeren, moet de afscherming worden
3
3
voortgezet met de laagst mogelijke HF-impedantie.
Sluit de afscherming van de motorkabel aan op de ontkop-
pelingsplaat van de frequentieomvormer en de metalen
behuizing van de motor.
Gebruik voor aansluitingen op de afscherming een zo
groot mogelijk oppervlak (kabelklem). Gebruik hiervoor de
installatiemiddelen in de frequentieomvormer.
Kabellengte en dwarsdoorsnede
De frequentieomvormer is getest met een bepaalde
kabellengte conform de EMC-normen. Houd de motorkabel
zo kort mogelijk om interferentie en lekstromen te
beperken.
Schakelfrequentie
Wanneer frequentieomvormers in combinatie met
sinusfilters worden gebruikt om de akoestische ruis van
een motor te beperken, moet de schakelfrequentie worden
ingesteld overeenkomstig de instructies in 14-01 Schakelfre-
quentie.
Klem
96 97
nr.
U
V
U1 V1 W1
W2 U2 V2
U1 V1 W1 PE
Tabel 3.3 Klemaansluitingen
1)
Aardverbinding (veiligheidsaarde)
Motor
U
V
2
2
U
V
1
1
FC
96
97
Afbeelding 3.15 Klemconfiguraties voor ster- en driehoekscha-
keling
26
Bedieningshandleiding
98
99
Motorspanning 0-100% van
1)
W PE
netspanning.
3 draden uit motor
Driehoekschakeling
1)
PE
6 draden uit motor
Sterschakeling U2, V2, W2
1)
U2, V2 en W2 moeten afzonderlijk
onderling worden verbonden.
Motor
W
U
V
2
2
2
V
U
W
1
1
1
FC
98
96
97
Danfoss A/S © Rev. 2014-02-07 Alle rechten voorbehouden.
3.4.2 Aarding
Houd bij het installeren rekening met de volgende
basisprincipes ten aanzien van elektromagnetische
compatibiliteit (EMC):
•
Veiligheidsaarding: de frequentieomvormer heeft
een hoge lekstroom en moet om veiligheids-
redenen op de juiste wijze worden geaard. Volg
de lokale veiligheidsvoorschriften op.
•
Hoogfrequentaarding: houd de aarddraadverbin-
dingen zo kort mogelijk.
Sluit de verschillende aardingssystemen aan met de laagst
mogelijke geleiderweerstand. Houd de geleider zo kort
mogelijk en gebruik een zo groot mogelijk oppervlak voor
de laagst mogelijke geleiderweerstand.
De metalen kasten van de diverse apparaten zijn met de
laagst mogelijke HF-impedantie gemonteerd op de
achterwand van de kast. Hiermee worden verschillende HF-
spanningen op de afzonderlijke systemen vermeden en
wordt het risico op interferentie in de verbindingskabels
tussen de apparaten voorkomen. Zo wordt interferentie
beperkt.
Voor een zo laag mogelijke HF-impedantie gebruikt u de
bevestigingsbouten van het systeem als HF-aansluitpunt
op de achterwand. Verwijder isolerende verf en dergelijke
van de bevestigingspunten.
3.4.3 Extra beveiliging (RCD)
Aardlekschakelaars (ELCB's), meervoudige veiligheids-
aarding of standaard aarding voorzien in extra
bescherming, op voorwaarde dat de lokale veiligheidsvoor-
schriften worden opgevolgd.
Bij een aardfout ontstaat in de ontladingsstroom een
gelijkstroomcomponent.
Volg bij het gebruik van aardlekschakelaars de lokale
voorschriften op. De relais moeten geschikt zijn om 3-
faseapparatuur met een bruggelijkrichter en een korte
W
ontladingsstroom bij het inschakelen te beschermen.
2
W
1
98
MG37A210