Opstarten en functionele te...
4 Opstarten en functionele tests
4.1 Prestart
VOORZICHTIG
Voordat u de voeding naar de eenheid inschakelt, moet u eerst de volledige installatie inspecteren zoals aangegeven in
Tabel 4.1. Vink deze items af wanneer ze zijn voltooid.
Inspecteren
Beschrijving
•
Hulpapparatuur
Kijk of er hulpapparatuur, schakelaars, werkschakelaars of ingangszekeringen/circuitbreakers
aanwezig zijn aan de voedende zijde van de frequentieomvormer of in de uitgang naar de motor.
Zorg dat deze geschikt zijn om bij volle snelheid te worden gebruikt.
•
Controleer de werking en installatie van sensoren die worden gebruikt voor terugkoppeling naar de
frequentieomvormer.
•
Verwijder eventuele arbeidsfactorcorrigerende condensatoren van motoren.
•
Bekabeling
Gebruik afzonderlijke metalen kabelgoten voor elk van de volgende elementen:
•
Stuurkabels
Controleer op gebroken of beschadigde draden en loszittende aansluitingen.
•
Controleer of de stuurkabels zijn gescheiden van voedings- en motorkabels om ruis te voorkomen.
•
Controleer de spanningsbron van de signalen, indien nodig.
•
Het gebruik van afgeschermde kabels of kabels met gedraaide paren wordt aanbevolen. Verzeker u
ervan dat de afscherming correct is aangesloten.
•
Vrije ruimte voor
Controleer of de vrije ruimte boven en onder de eenheid voldoende is om te zorgen voor de
koeling
benodigde luchtkoeling.
•
EMC-aspecten
Controleer op een juiste installatie met betrekking tot elektromagnetische compatibiliteit.
•
Omgevingsaspecten
Zie het label op de apparatuur voor de maximale omgevingstemperatuur tijdens bedrijf.
•
De luchtvochtigheid moet 5-95% zonder condensvorming zijn.
•
Zekeringen en circuit-
Controleer op het gebruik van de juiste zekeringen en circuitbreakers.
breakers
•
Controleer of alle zekeringen stevig zijn bevestigd en bedrijfsklaar zijn en of alle circuitbreakers open
staan.
•
Aarding
De eenheid moet zijn voorzien van een aardkabel vanaf het chassis naar de gebouwaarde.
•
Controleer op goede aardverbindingen die stevig vastzitten en vrij van oxidatie zijn.
•
Het aarden op een kabelgoot of het monteren van de achterwand op een metalen oppervlak is
geen geschikte aarding.
•
Bekabeling voor in- en
Controleer op loszittende aansluitingen.
uitgangsvermogen
•
Controleer of de motor- en netvoedingskabels in afzonderlijke kabelgoten zijn geplaatst of
afzonderlijk zijn afgeschermd.
•
Binnenzijde paneel
Controleer of de binnenzijde van de eenheid vrij is van vuil en corrosie.
•
Schakelaars
Verzeker u ervan dat alle schakelaars en werkschakelaars in de juiste stand staan.
•
Trilling
Controleer of de eenheid stevig is gemonteerd of dat er trillingsdempers zijn gebruikt, indien nodig.
•
Controleer op ongebruikelijke trillingsniveaus.
Tabel 4.1 Opstartchecklist
MG37A210
Bedieningshandleiding
•
ingangsvermogen
•
motorkabels
•
stuurkabels
Danfoss A/S © Rev. 2014-02-07 Alle rechten voorbehouden.
4
4
☑ ☑
39