INSTRUCTIES VOOR HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
MOTOR ACCELEREERT ONVOLDOENDE OF MIST VERMOGEN
1. Leer- of huursleutel gebruikt.
– Gebruik een Normale sleutel.
2. Niet in Sportmodus.
– Selecteer Sportmodus.
3. Waterinlaat jetpomp verstopt.
– Reinigen. Zie REINIGEN VAN JETPOMPWATERINLAAT EN IMPELLER in
het hoofdstuk SPECIALE PROCEDURES.
4. Impeller beschadigd of slijtring versleten.
– Vervangen. Raadpleeg een erkende Sea-Doo dealer.
5. Motoroliepeil te hoog.
– Raadpleeg een erkende Sea-Doo dealer.
6. Zwakke vonk.
– Zie MOTOR SLAAT OVER, DRAAIT ONREGELMATIG.
7. Storing in het motorbeheersysteem gedetecteerd (motorverklikkerlichtje
BRANDT).
– Zie BEWAKINGSSYSTEEM.
8. Injectoren verstopt.
– Raadpleeg een erkende Sea-Doo dealer.
9. Brandstofdruk laag.
– Raadpleeg een erkende Sea-Doo dealer.
10.Water in de brandstof.
– Aftappen en vervangen.
11.Motor beschadigd door wateropname.
– Raadpleeg een erkende Sea-Doo dealer.
DE WATERSCOOTER HAALT ZIJN TOPSNELHEID NIET
1. Waterinlaat jetpomp verstopt.
– Reinigen. Zie REINIGEN VAN JETPOMPWATERINLAAT EN IMPELLER in
het hoofdstuk SPECIALE PROCEDURES.
2. Impeller beschadigd of slijtring versleten.
– Vervangen. Raadpleeg een erkende Sea-Doo dealer.
3. Storing in het motorbeheersysteem gedetecteerd (motorverklikkerlichtje
BRANDT).
– Zie BEWAKINGSSYSTEEM.
4. Defecte compressor en/of intercooler (modellen met compressor).
– Raadpleeg een erkende Sea-Doo dealer.
______________
148