Inbedrijfname (basisinstellingen)
9.6.1.
Richting DICHT (zwart veld) instellen
9.6.2.
Richting OPEN (wit veld) instellen
9.7.
Proefdraaien
9.7.1.
Draairichting controleren
36
1.
Afsluiter, in de richting DICHT, in de gewenste tussenstand brengen.
2.
Indien te ver werd gedraaid: afsluiter weer terugdraaien en tussenstand opnieuw
in de richting DICHT benaderen.
Informatie: Gebruik bij het instellen van de tussenstand dezelfde draairichting
als later tijdens elektrisch bedrijf.
3.
Instelspindel [1] continu ingedrukt houden en met behulp van een
schroevendraaier in de richting van de pijl draaien, daarbij op wijzer [2] letten:
onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de wijzer [2] steeds
90° verder.
4.
Staat de wijzer [2] 90° voor punt [3]: dan alleen nog langzaam verder draaien.
5.
Springt de wijzer [2] naar het punt [3]: niet meer draaien en de instelspindel
loslaten.
De tussenstand in de richting DICHT is nu ingesteld.
6.
Indien te ver werd gedraaid (ratelen ná het omspringen van de wijzer): de
instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de instelprocedure herhalen.
1.
Afsluiter, in de richting OPEN, in de gewenste tussenstand brengen.
2.
Indien te ver werd gedraaid: afsluiter weer terugdraaien en tussenstand opnieuw
in de richting OPEN benaderen (gebruik bij het instellen van de tussenstand
dezelfde draairichting als later tijdens elektrisch bedrijf).
3.
Instelspindel [4] continu ingedrukt houden en met behulp van een
schroevendraaier in de richting van de pijl draaien, daarbij op wijzer [5] letten:
onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de wijzer [5] steeds
90° verder.
4.
Staat de wijzer [5] 90° voor punt [6]: dan alleen nog langzaam verder draaien.
5.
Springt de wijzer [5] naar het punt [6]: niet meer draaien en de instelspindel
loslaten.
De tussenstand in de richting OPEN is nu ingesteld.
6.
Indien te ver werd gedraaid (ratelen ná het omspringen van de wijzer): de
instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de instelprocedure herhalen.
Pas als alle hiervoor beschreven instellingen zijn uitgevoerd mag met proefdraaien
worden begonnen.
Beschadigingen aan de afsluiter in geval van een verkeerde draairichting!
Bij een verkeerde draairichting direct uitschakelen (STOP indrukken).
De oorzaak wegnemen, bijv. door bij de kabelset (wandbeugel) de fasenvolgorde
te corrigeren.
Het proefdraaien herhalen.
1.
Aandrijving handmatig in de tussenstand, resp. op voldoende afstand van de
eindstand, brengen.
2.
Keuzeschakelaar in de stand Lokale bediening (LOCAL) schakelen.
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2
AM 01.1