Voorbeeld
1. Spuitvloeistof volgens de voorschriften
conform de instructies van de fabrikant van
het gewasbeschermingsmiddel aanmaken
en mengen. Zie hiervoor hoofdstuk
"Spuitvloeistof aanmaken", pagina 168.
IJ
2. Omschakelkraan
EB
3. Omschakelkraan
BE
4. Omschakelkraan
DA
5. Omschakelkraan
SA
6. Omschakelkraan
RW
7. Omschakelkraan
roerstand instellen. Zie hiervoor hoofdstuk
"Roerwerk", zie pagina 91.
8. Start de pomp met pompbedrijfstoerental.
9. Bedieningsterminal inschakelen.
10. Gewenste hoeveelheid in
bedieningsterminal invoeren.
11. Klap de spuitbomen uit.
12. De werkhoogte van de spuitboom (afstand
tussen spuitdoppen en gewas) afhankelijk
van gebruikte spuitdoppen volgens de
spuittabel instellen.
13. Spuiten via de bedieningsterminal
inschakelen.
14. Trekker in passende versnelling schakelen
en wegrijden.
UX Special BAG0215.6 07.23
Benodigde dosering:
Ingestelde rijsnelheid:
Spuitdoptype:
Spuitdopgrootte:
Toegestaan drukbereik van de
ingebouwde spuitdoppen
Nagestreefde spuitdruk:
Toegestane spuitdruk: 3,7 bar ±25%
0
op positie
.
0
in positie
.
0
(optie) op positie
.
op positie
.
op positie
.
: de gewenste
Bij geringe doseringen kan het pomptoerental om energie te
besparen gereduceerd worden.
200 l/ha
8 km/h
AI / ID
'03'
min. druk 3 bar
max. druk 8 bar
3,7 bar
min. 2,8 bar en max. 4,6 bar
Afb. 144
Werken met de machine
187