Samenvatting van Inhoud voor Amazone AD-P 303 Special
Pagina 1
Bedieningshandleiding A A A A A M M A A A A A ZONE ZONE ZONE ZONE ZONE opbou opbou opbouwzaaimachine wzaaimachine wzaaimachine wzaaimachine opbou opbou wzaaimachine A A A A A D-P 03 SPECI D-P 03 SPECI D-P 03 SPECI D-P 03 SPECIA A A A A L L L L L D-P 03 SPECI Voor in bedrijfstellen de...
Pagina 3
De opbouwzaaimachines AD-P 03 Special zijn kwaliteitsproducten uit het omvangrijke productieprogramma van de AMAZONEN-Werke, H. Dreyer GmbH & Co. KG. Om verzekerd te zijn van een storingsvrije werking adviseren wij u deze handleiding zorgvuldig te lezen en de aanwijzingen altijd nauwkeurig op te volgen. Zorg er voor, dat ieder die met de machine gaat werken, deze handleiding voor het in gebruik nemen leest Deze bedieningshandleiding geldt alleen voor de opbouwzaaimachine AD-P 03 Special Wij wensen u veel succes met het gebruik van deze machine.
Pagina 4
Opmerking bij deze handleiding Bewaar deze handleiding steeds onder handbereik. Als u deze machine verkoopt, overhandig de handleiding dan aan de volgende eigenaar. Alle gegevens en aanwijzingen zijn actueel op het mo- ment van het ter perse gaan van deze handleiding. Omdat AMAZONEN-Werke altijd streeft naar verbetering van zijn producten, behouden wij ons het recht voor alle verbeteringen en veranderingen die wij noodzakelijk ach-...
........3 6.1.1 Basisinstellingen van de AMAZONE-sabelschaarpunt opbouwzaaimachine (optie) ............4 AD-P Special ..........3 2.10 AMAZONE RoTeC-schijfkouter ....5 Opbouw van de 2.11 Hydr. schakelschema zaaimachine AD-P Special opbouw-zaaimachine op rotoreggen van AD-P Special ..........6 Lemken/Maschio/Rabe ......4 2.12...
Pagina 6
1 - 2 12.0 Markeurs ..........1 17.0 Transport 12.1 Markeurs op openbare wegen ....... 1 in werk- of transportstand brengen .... 2 18.0 Onderhoud en service ......1 12.2 Markeurs op 18.1 Boutverbindingen ........1 de juiste lengte instellen ......4 18.2 Machine reinigen ........
Noteert u hier het machinetype en het machine- onderdelen en originele extra toebehoren nummer van uw opbouwzaaimachine. te gebruiken. Type machine: AMAZONE Originele onderdelen en originele extra toebehoren zijn Opbouwzaaimachine speciaal voor uw machine geconstrueerd en getest. Voor alle onderdelen, extra toebehoren en aanbouwdelen, die niet door AMAZONEN-Werke vrijgegeven zijn, evenals AD-P ............
AMAZONE-grondbewerkinghsmachine bevestigd. het schaarframe steunt op de stevige nalooprol. Bij verandering de werkdiepte van de grondbewerkings- machine, blijft de zaaidiepte bij een AMAZONE-combi- natie altijd constant. Het schaarframe van de AD-P Special wordt bij een ander fabrikaat grondbewerkingsmachine vast met de rotoreg- ge verbonden.
2 - 3 AMAZONE WS-schaar Sleepkouter met verwisselbare punt Het AMAZONE WS-sleepkouter (Fig. 2.2) heeft een verwisselbare schaarpunt (Fig. 2.2/1) uit hard gietstaal. Vanwege de hoge slijtvastheid is hard gietstaal een zeer geschikt materiaal voor de schaarpunt. Echter slijtage door agressieve of scherpe zandgrond kan bij langdurig gebruik niet worden voorkomen.
2 - 4 AMAZONE-sabelschaarpunt (optie) Door de vlakke werkhoek van de AMAZONE-sabelsc- haarpunt (Fig. 2.4/1) glijdt het stro beter onder de kouterpunt door. De indringing in de grond van het kouter wordt door de bredere voet echter gereduceerd. Daarom kan de sabelschaarpunt bij intensief vermengde stroresten zonder verstoppingen bij mulchzaaien worden ingezet.
2 - 5 2.10 AMAZONE RoTeC-schijfkouter Het AMAZONE RoTeC-schiojfkouter (Fig. 2.5) zorgt voor een optimaal zaairesultaat met hoge capaciteit en lange levensduur voor het zaaien na het ploegen of mulchzaai- Het stalen schijfkouter (Fig. 2.5/1) staat slechts onder een hoek van 7° ten opzichte van de rijrichting, zodat bij hoge werksnelheden slechts weinig grond wordt verpla- atst.
2 - 6 2.11 Hydr. schakelschema opbouw-zaaimachine AD-P Special 25c026 Fig. 2.7 Omschrijving ab = machine kant cd = trekker kant Regeleventielen van de trekker Q1 tot Q3 Toegestane hydrauliekolie 3 trekkeraansluitingen, HD-SAE 20W-20 volgens MIL-L-2104 C of API-CD, weergegeven in stand werk STOU SAE 15W-30 volgens MIL-L-2105 of API GL4.
Doelgericht gebruik behoort ook, dat voor schade als gevolg van zaaifouten, geen aansprakelijkheid wordt aanvaard. Eigenmachtige De AMAZONE-opbouwzaaimachine AD-P Special is veranderingen aan de machine kunnen tot gevolgschade uitsluitend bestemd voor de gebruikelijke bevoorrading, leiden en sluiten iedere aansprakelijkheid van de fabri- dosering en het uitbrengen van in de handel gebruikelijke kant voor deze schade uit.
Milieuschade door lekkage van hydraulische olie. Kwalificatie van het bedienend personeel De AMAZONE-opbouwzaaimachine AD-P Special die in deze bedieningshandleiding is beschreven mag al- leen door personen worden gebruikt, onderhouden en afgesteld, die er mee vertrouwd zijn en op de hoogte zijn van de gevaren die ermee verbonden zijn.
3 - 2 Waarschuwings- en aanwijzingspictogrammen op de machine Het waarschuwingspictogram (bijv. fig. 3.1) geeft de gevaarlijke plaatsen op de machine aan. Het in acht nemen van de waarschuwingen dient voor de veiligheid van alle personen die met de machine wer- ken.
Pagina 17
3 - 3 De plaatsen waar de waarschuwings- en aanwijzing- Zorg dat de waarschuwings- en adviespictogrammen spictogrammen op de machine zijn aangebracht wor- altijd goed schoon en leesbaar blijven. Beschadigde of den op de afbeelding 3.3 weergegeven. De om- ontbrekende opschriften moet worden vervangen. schrijving van deze waarschuwings- en aanwijzings- (Pictogramnr.
3 - 4 Pictogramnr: MD 076 Verklaring: Machine pas in bedrijf nemen wanneer alle bescherm- kappen zijn aangebracht! Beschermkappen niet verwijderen zolang de machine nog loopt! Voor verwijderen van de beschermkappen aftakas uit- schakelen, motor stil zetten en contactsleutel uitne- men! Pictogramnr.: MD 077 Verklaring:...
Pagina 19
3 - 5 Pictogramnr. : MD 084 Verklaring Zich niet ophouden binnen het zwenkbereik van de markeurs. Pictogramnr.: MD 095 Verklaring Voor het in bedrijfstellen de bedieningshandleiding en veiligheidsaanwijzingen lezen en opvolgen. Pictogramnr.: 951790 Verklaring Na enkele draaiuren de bouten natrekken! Pictogramnr.: 911888 Verklaring Het CE-teken geeft aan, dat de machine voldoet aan...
3 - 6 Veiligheidsbewust werken 16. Bedieningskoorden voor snelkoppelingen moeten los hangen en wel zodanig dat ze niet kunnen blijven Behalve machinespecifieke veiligheidsvoorschriften, haken en zelfstandig in actie treden! dient u de nationale, algemeen geldige wettelijke 17. Tijdens het rijden de bestuurdersplaats nooit verla- ARBO-voorschriften in acht te nemen.
Pagina 21
3 - 7 3.6.2 Algemene veiligheidsvoorschriften 3.6.3 Algemene veiligheidsvoorschriften en voorschriften ter voorkoming en voorschriften ter voorkoming van van ongevallen voor ongevallen bij het gebruik van aanbouwmachines aan de zaaimachines driepuntshefinrichting van de 1. Tijdens de afdraaiproef rekening houden met gevaar, trekker veroorzaakt door draaiende en bewegende machine- delen!
Pagina 22
3 - 8 3.6.4 Algemene veiligheidsvoorschriften 3.6.5 Algemene veiligheidsvoorschriften en voorschriften ter voorkoming van en ongevallenpreventievoor- ongevallen bij het gebruik schriften bij gebruik van de aftakas van een hydraulisch systeem 1. Uitsluitend de door de fabrikant voorgeschreven kop- pelingsassen en bescherminrichtingen gebruiken! 1.
Pagina 23
8. Vervangende onderdelen moeten minstens aan de door de fabrikant van de machine vastgelegde tech- nische eisen voldoen! Daarom uitsluitend originele AMAZONE-onderdelen gebruiken! AD-P03 Special DB2013 01.03...
3 - 10 Berekening van het totaalgewicht, de asbelasting en het draagvermogen van de ban- den, evenals de minimale balaste- ring voor combinatie trekker/opbouwzaaimachine Bij de aanbouw van werktuigen in de fronthef of de driepuntsophanging achter mag het toegestane totaalgewicht, de 22c001 toegestane asbelasting...
3 - 11 Machine in de hefinrichting achter of combinatie front- en achteraanbouw (c + d) - T b + 0,2 T b 1) Berekening ( zie Fig. 3.11) de minimale vooras- V min belasting GV min Noteer het berekende minimale contragewicht, wat Fig.
Pagina 26
3 - 12 aan de trekker worden bevestigd! De berekende waarden moeten kleiner of gelijk zijn aan de toegestane waarden! GXEEHOH WRHJHVWDQH WRHJHVWDQH ZDDUGH ZHUNHOLMNH ZDDUGH 7DEHO YOJV GUDDJYHUPRJHQ YOJV EHUHNHQLQJ EHGLHQLQJVKDQGOHLGLQJ YRRU WZHH EDQGHQ PLQLPDDO FRQWUDJHZLFKW YRRU DFKWHU Ã...
4 - 1 In bedrijfstellen Voordat U de zaaimachine in bedrijf stelt, de bedie- ningshandleiding en de veiligheidsinstructies lezen en opvolgen! Maak U vertrouwd met de juiste bediening en afstelling van de machine. Laat niemand met de machine wer- ken, die niet met de werking bekend is. Zorg dat de machine altijd in een goede conditie ver- keert.
Pagina 28
4 - 2 Turbine met riemaandrijving volgens hfdst. 7.0 aanslu- iten. Hydraulische turbine-aandrijving volgens hfdst. 8.0 aansluiten. Aansluitblok Q1 (Fig. 2.7) met slangkoppeling (Fig. 4.2/ 1) op de trekker op een enkelwerkend regelventiel aansluiten. Op het aansluitblok Q1 zijn aangesloten: de markeurs de vooropkomst markeur (Optie).
4 - 3 Controleer de hydrauliekslangen voor het bedrijfstellen tijdens werkzaamheden volgens hfdst. 18.7.1. Instelwerkzaamheden op het veld Markeurs volgens hfdst. 12.1in werkstand brengen. Markeurschijven van de vooropkomst markeur volgens hfdst. 16.2 in werkstand brengen. Buitenste toestrijkers van de exactegge volgens hfdst. 14.2 in werkstand brengen.
Voordat de combinatie wordt losgekoppeld, moet de pennen voor de diepteregeling (Fig. 4.7/1) van de AMAZONE-grondbewrekingsmachine uit de gaten- platen (Fig. 4.7/2) worden verwijderd. Bij het omsteken van de pennen voor het instellen van de werkdiepte moet de pen- nen (Fig.
Pagina 31
5 - 1 Opbouwzaaimachine AD-P Special aan rotoregge KE en rotorcultivator KG bevestigen V-ringwals KW580 en bandenpakkerwals RP met koppelingsdelen uitrusten Voor montage de nalooprol bijzonder goed ondersteunen (beveiligen tegen omvallen en wegrollen)! Koppelingsdelen (Fig. 5.1/1) met draagarmpennen (Fig. 5.1/2) en de klembeugels (Fig. 5.1/3) aan de nalooprol bevestigen (zie ook Fig.
5 - 2 V-rinwals KW450 en tandenpakkerwals PW500 met koppelingsdelen uitrusten Voor montage de nalooprol bijzonder goed ondersteunen (beveiligen tegen omvallen en wegrollen)! Koppelingsdelen (Fig. 5.5/1) met klembeugels (Fig. 5.5/ 2) aan de nalooprol, direct naast de draagarmen (Fig. 5.5/3) bevestigen. Koppeldriehoek aan rotoregge/cultivator KE/KG bevestigen...
5 - 3 AD-P SPECIAL aankoppelen Met de grondbewerkingsmachine over een vlakke onder- grond achteruit naar op steunen weggezette zaaimachi- ne (Fig. 5.8) rijden. AD-P SPECIAL met de koppeldriehoek (Fig. 5.9/1) opheffen en aansluiting met een pen (Fig. 5.10/1) ver- grendelen en de pen met een overslagpen borgen.
Pagina 34
5 - 4 Neen de pen (Fig. 5.11), die wanneer deze niet wordt gebruikt aan de strip (Fig. 5.11/1) wordt bevestigd, in de hand en borg de verbinding steunstrip/opname (Fig. 5.12) met deze pen en overslagpen. Koppel de kabel van de markeursensor (Fig. 5.13). Met de topstang (Fig.
AD-P Special volgens hfdst. 6.1.1 uitvoeren en de zaaidiepte controleren! Het is noodzakelijk, dat het kouterframe van de AD-P Special, in afwijking van een AMAZONE-combinatie, bij grondbewerkingsmachines van een ander merk vast met de rotoregge wordt verbonden. AD-P03 Special DB2013 01.03...
6 - 2 Opbouw van de zaaimachine AD-P Special op een Kuhn rotoregge Bevestig de meegeleverde AMAZONE snelkoppel- driehoek aan de Kuhn rotoregge. De draadwartels (Fig. 6.5/3) zijn bij aflevering van uw zaaimachine AD-P Special reeds gemonteerd. AD-P Special met de snelkoppeldriehoek (Fig. 6.2) opnemen en de verbinding met een pen (Fig.
6 - 3 6.1.1 Basisinstellingen van de opbouwzaaimachine AD-P Special Voordat u de volgende instellingen met de spanwartels uitvoert, moet de rotoregge eerst op de gewenste werkdiepte worden ingesteld. Breng vervolgens de AD-P Special horizontaal ten opzichte van de rotoregge. Deze instelling gebeurt met de topstang (Fig.
6 - 4 Opbouw van de zaaimachine AD-P Special op rotoreggen van Lemken/Maschio/Rabe Voor opbouw van de AMAZONE-zaaimachine AD-P Special op rotoreggen van Lemken (zie Fig. 6.6) op rotoreggen van Maschio (zie Fig. 6.7) op rotoreggen van Rabe (zie Fig. 6.8)
Pagina 39
6 - 5 De spanwartels (Fig. 6.9/1) zijn bij de aflevering van uw zaaimachine AD-P Special reeds gemonteerd. AD-P Special met de snelkoppeldriehoek (Fig. 6.10) opheffen. Schuif nadat u de M8 bout met platte kop (Fig. 6.11/2) heeft losgedraaid de instelbok (Fig. 6.11/1) tegen de borgpen (Fig.
Pagina 40
6 - 6 Bevestig het kouterframe zo dicht mogelijk achter de naloopwals, zonder dat de delen met de wals in aanra- king kunnen komen. Door het kouterframe in een van de eerste drie gaten (Fig. 6.12/1) vast te maken kan de afstand worden aangepast.
Turbine met V-snaaraandrijving De turbine van de AD-P SPECIAL kan hydraulisch of mechanisch met V-snaren (alleen in combinatie met AMAZONE-grondbewerkingsmachines) worden aange- dreven. Indien de AD-P SPECIAL met V-snaren wordt aangedre- ven, moet de aandrijfkast van de rotoregge of rotorculti- vator met een doorgedreven aftakas (Fig.
Pagina 42
7 - 2 De V-snaarspanning kan door het verstellen van de snaarschijf met een spanwartel (Fig. 7.5/1) worden ingesteld. De instelling borgen met de contramoeren die va tevoren zijn losgedraaid. De V-snaren worden bovendien door een veerbelaste spanrol (Fig. 7.6/1) op spanning gehouden. Beschermkap (Fig.
7 - 3 Gebruik van Taper-klembussen voor snaarschijven Voor montage en demontage van de snaarschijven is een stiftsleutel (imbussleutel) DIN 911 nodig. Bevestigen van een snaarschijf met Taper-klembus Alle blanke oppervlakten van de Taper-klembus (Fig. 7.8/1) evenals de conische naaf van de snaarschijf (Fig.
7 - 4 Reduceerklep Bij machines met v-snaaraandrijving kan het toerental van de turbine niet worden veranderd. Voor het beperken van de luchtdoorstroming zijn deze machines met een smoorklep uitgerust. De hendel van smoorklep (Fig. 7.10/1) of de smoorklep zelf, kan in twee standen worden gezet: open: (zie Fig.
8 - 1 Turbine met 956901 AD-P / AD-PL hydraulische aandrijving FRS / FPS De luchtstroom voor het zaadtransport van de venturi AIRSTAR Xact naar de zaaipijpen wordt door een turbine opgewekt, die door een hydromotor (fig. 8.3) wordt aangedreven. Hydromotor (Fig.
Pagina 46
8 - 2 ode van stilstand weer in bedrijf genomen, wordt het ingestelde turbinetoerental pas bereikt nadat de hy- draulische olie tot bedrijfstemperatuur is opgewarmd. De instellingen, die u uitvoert, kunt u met een manome- ter controleren (zie hfdst. 12.3.1) of worden op het display van AMADOS getoond (zie bedieningshandlei- ding AMADOS) indien uw machine hiermee is uitgerust.
Pagina 48
8 - 4 De hydrauliekolie mag niet te heet worden! Grote olie- stromen in combinatie met kleine olietanks zorgen voor snelle verhitting van de hydrauliekolie. De inhoud van de olietank (Fig. 8.6/9) moet minstens tweemaal zo groot zijn als de oliestroom. Bij te sterke verhitting moet door een vakkundige monteur een oliekoeler in de trekker worden ingebouwd.
9 - 1 Zaadbak vullen en leeg maken Voor het vullen van de zaadbak de zaaimachine op de grondbewerkingsma- chine monteren. Zaadbak eerst leegmaken voordat de zaaimachine wordt afgekoppeld! 24t088 Fig. 9.1 Zaadbak vullen De zaadbak kan vanaf het laadplatvorm (Fig. 9.2), met een laadschop of uit big-bags worden gevuld.
9 - 2 Zaadbak leeg maken Na het zaaien moeten de zaadbak en de doseerwielen beslist worden schoongemaakt! Wanneer de doseerwielen niet volledig leeg zijn gemaakt, zwellen of kiemen de restanten zaad zelfs tussen doseerwielen. De doseerwielen kunnen dan niet meer draaien hetgeen schade aan de aandrijving of aandrijfkast kan veroorzaken.
10 - 2 10.1 In- en uitschakelen van de zaaiwielen In de stand zaaiwiel in is de kartelschroef (Fig. 10.3/ 1) tot aan de aanslag ingeschroefd. In de stand zaaiwiel uit is de kartelschroef (Fig 10.4/ 1) tot aan de aanslag (Fig. 10.4/2) uitgedraaid. Kartelschroeven in stand zaaiwiel in of 10w009 10w008...
10 - 3 10.3 Zaaien met het fijnzaadwiel 10w007 Fig. 10.6 Voor het zaaien met het fijnzaadwiel (Fig. 10.6/1) Handwiel (Fig.10.7/1) zover verdraaien, tot de kartel- schroeven (Fig. 10.7/2) zichtbaar worden Kartelschroef (Fig. 10.6/2) van het fijnzaadwiel indraaien Kartelschroeven (Fig. 10.6/3) van de beide hoofd- zaaiwielen uitdraaien.
11 - 1 11.0 Tandwielkastinstelling voor de gewenste zaaihoeveelheid vaststellen Doseereenheid volgens hfdst. 10.0 instellen. Zaadkast voor minstens 1/4 met zaad vullen. De gewenste zaaihoeveelheid op de tandwielkast (Fig. 11.1/1) instellen. Met de instelhendel van de tandwielkast (Fig.11.1/2) kan het toerental van de zaaiwielen en daarmee de gezaaide 24t094 hoeveelheid, traploos worden ingesteld.
Pagina 56
11 - 2 Zet de afdraaicontainer (Fig. 11.4) onder de doseereen- heid. De afdraaicontainer (Fig. 11.5/1) is aan een houder onder de zaadbak bevestigd en met een overslagpen (Fig. 11.5/ 2) geborgd. Öpen de klep van de injectiesluis (Fig. 11.4/1). Vastzetknop (Fig.
11 - 3 11.1 Afdraaiproef Afdraaislinger pakken. De afdraaislinger (Fig. 11.7/1) bevindt zich in een houder naast de vario-aandrijving. Afdraaislinger (Fig. 11.8/1) in de pijp van het stap- wiel steken en zo lang aan de slinger linksom draaien, tot alle kamers van het (de) zaaiwiel(en) gevuld zijn en een gelijkmatige stroom zaad in de afdraaibak komt.
Pagina 58
11 - 4 Het aantal benodigde omwentelingen van de afdraaislin- ger (Fig. 11.9) is afhankelijk van de werkbreedte van de zaaimachine. Het aantal benodigde omwentelingen van de afdraaislin- ger komt overeen met een gezaaide oppervlakte van 1/40 956268 ha (250 m ) of 1/10 ha (1000 m KD KD...
11 - 5 container aan de zaadbak bevestigen en met een overslagpin borgen. 11.2 Vaststellen instelling van de aandrijfkast met behulp van de re- kenschijf Met de eerste afdraaiproef wordt de gewenste zaai- hoeveelheid in de regel niet bereikt. Met het instelnum- mer van de aandrijfkast uit de eerste afdraaiproef en de berekende zaaihoeveelheid kan de juiste stand van de aandrijfkast met behulp van de rekenschijf worden vast-...
11 - 6 11.3 Hoeveelheidafwijking tussen instelling en gezaaide hoeveelheid Om afwijkingen tussen de instelling van de zaaihoeveel- heid en de later werkelijk gezaaide hoeveelheid te voor- komen en om een gelijkmatige verdeling van het zaad over alle zaaipijpen te garanderen, dient u de volgende aanwijzingen in acht te nemen: Bij het zaaien van ontsmet zaaizaad de verdeelkop regelmatig controleren en dagelijks...
Pagina 61
Het is verboden zich binnen het zwenkbereik van de markeurs op te houden! Bij de combinatie met een AMAZONE rotoregge/cultiva- 24t100 tor zijn de markeurs (Fig. 12.2) aan de grondbewerkings- Fig. 12.2 machine bevestigd. Bij vreemde merken worden de (Fig.
Pagina 62
12 - 2 12.1 Markeurs in werk- of transportstand brengen Iedere arm van de markeur (Fig. 12.4/2) moet voor het transport, d.w.z. direct na het zaaien met een (Fig. 12.4/ 1 of Fig. 12.5/1) worden vastgezet en met een overslag- pin (Fig.
Pagina 63
12 - 3 Direct op het veld voor met zaaien te beginnen de pennen in de opbergstand brengen (zie Fig. 12.7 of Fig. 12.8) en met een overslagpin borgen. Afbeelding (Fig. 12.7) toont hoe de pen aan de mar- keurarm op een rotorcultivator/egge is bevestigd. Afbeel- ding (Fig.
12 - 4 12.2 Markeurs op de juiste lengte instellen De zaaimachine is uitgerust met markeurs voor het markeren van een spoor midden voor de trekker. Gemeten wordt de afstand vanuit het midden van de machine of van de buitenste zaaiende pijpen (zie Fig. 12.10).
12 - 5 12.3 Hindernis op het land Om beschadigingen te voorkomen moet de markeur voor een hindernis op het land worden geheven. Achter de hindernis wordt de markeur weer neergelaten. Bij het bedienen van de stuurschuif van de trekker daalt echter de tegenover liggende markeur.
13 - 1 13.0 Zaaidiepte instellen Een van de belangrijkste voorwaarden voor hoge op- brengsten is het nauwkeurig aanhouden van de gewen- ste zaaidiepte. De zaaidiepte wordt bepaald door de druk op de zaaipij- pen, rijsnelheid en de toestand van de grond. De zaai- machine standaard uitgerust met een centrale schaar- drukverstelling, die de druk op alle zaaikouters gelijk- matig verstelt.
13 - 2 13.1 Zaaidiepte met de handslinger instellen De schaardruk en daarmee de zaaidiepte wordt door rechtsom draaien van de verstelspindel (fig. 13.3/1) verhoogd, door linksom draaien verlaagd. Om de verstelspindel (Fig. 13.3/1) te bedienen moet de slinger (Fig. 13.3/2) op de verstelspindel worden gezet. de handslinger (Fig.
13 - 3 13.2 Zaaidiepte met een hydraulische cilinder (extra uitvoering) instellen De schaardruk en daarmee de zaaidiepte kan met een hydraulische cilinder (fig. 13.6) centraal worden inge- steld. Tijdens het werk kan de schaardruk op plaatsen met zware grond worden verhoogd. Sluit de hydraulische cilinder (fig.
13 - 4 Zaaimachine met RoTeC-schijfkouters Als uw machine is uitgerust met RoTeC-schijfkouters en dieptebegrenzingschijven (extra uitvoering) en de gewenste zaaidiepte door het verplaatsen van de pen- nen niet kan worden bereikt, dan moeten alle RoTeC- dieptebegrenzingschijven volgens hfdst. 13.3.1 op de- zelfde wijze worden versteld.
Pagina 71
13 - 5 Instellen van de dieptebegrenzing Die RoTeC-dieptebegrenzingschijf (fig. 13.13/1) kan in 4 standen worden vastgezet. Op middelzware grond resulteert dit in de volgende zaaidiepten (zie fig. 13.13): stand 1: zaaidiepte ca. 2cm stand 2: zaaidiepte ca. 3cm stand 3: zaaidiepte ca.
14 - 1 14.0 Exact-egge (Extra uitvoering) Na het zaaien wordt het zaad gelijkmatig door de ex- act-egge (fig. 14.1) met grond bedekt. 14.1 Bevestiging van de exact-egge aan de zaaimachine Stootblokjes (fig. 14.2/1) vastschroeven. Draagarmen (fig. 14.2/2) met pennen aan de hou- ders van de exact-egge bevestigen en aan de machine en met overslagpennen (fig.
14 - 2 14.1.1 Hydraulische cilinder aansluiten (extra uitvoering) De hydraulische cilinder (fig. 14.4/1) is bij aflevering reeds aan de exact-egge gemonteerd. Sluit de hy- drauliekslang (fig. 14.4/2) op de hydraulische cilinder aan. Leg de hydraulische slang (fig. 14.4/2) bij de scharnierpunten van de armen in een voldoende grote bocht, zodat de slang door de bewegingen van de exact-egge niet kan...
14 - 3 14.2 Buitenste toestrijkers in werk- stand brengen Tijdens het zaaien drukken de pakkerwals en de zaaikouters de grond, afhankelijk van de rijsnelheid en de toestand van de grond, min of meer naar bui- ten. De buitenste toestrijkers (fig. 14.5/1) moeten zo wor- den ingesteld, dat de grond wordt terug gevoerd en een zaadbed zonder sporen ontstaat.
14 - 4 14.4 Druk op de toestrijkers op de exactegge instellen met een hydrauliekcilinder De druk waarmee de veertanden (fig. 14.6/1) van de exact-egge op de grond drukken, moet zo worden in- gesteld, dat na het bedekken van het zaad geen grondruggetje op het land achter blijft.
14 - 5 14.5 Transport over de weg Voor transport op openbare wegen moeten de draag- armen (fig. 14.9/1) met de buitenste veertanden (fig. 14.9/2) tot de aanslag in de middelste draagbuis wor- den ingeschoven. De klembout (fig. 14.9/3) van tevo- ren losdraaien en daarna weer vastzetten.
15 - 1 15.0 Rijpaden met AMADOS/AMALOG- rijpadenschakeling aanleggen Rijpaden zijn sporen (Fig. 15.1/1), waarin niet wordt gezaaid. De spoorbreedte wordt door de verplegingstrek- ker bepaald. De afstand tussen de rijpaden komt overeen met de werkbreedte van de veldspuit (Fig. 15.1/2) en de kunstmeststrooier.
Pagina 80
15 - 2 Bij aflevering van uw zaaimachine zijn de kouters die door de rijpaden lopen aan de hand van uw bestelopdracht reeds op de spoorbreedte van de verplegingstrekker ingesteld. Een stappenmotor (Fig. 15.3/1) bedient het mechanis- me voor de schakeling van de kleppen voor het rijpaden- systeem (Fig.
15 - 3 15.1 Het zaaibegin Zoek in de rijschemas (Fig. 15.5) het "Startgetal" op en voer voor het zaaien dit "Startgetal" op het display van AMADOS/AMALOG in de computer in. Voorbeeld: "Startgetal" van schakeling "3" In de kolom "C" gaat u naar het cijfer "3" (schakel- stand 3).
Pagina 82
15 - 4 Fig. 15.5 AD-P03 Special DB2013 01.03...
15 - 5 15.2 Aanwijzingen van het aanleggen van rijpaden met 4-, 6- en 8-voudige schakeling Fig. 15.5 toont voorbeelden voor het aanleggen van rijsporen met 4-, 6- en 8-voudige schakeling. Hier wordt de werking van de zaaimachine op halve werkbreedte voorgesteld bij het zaaien van de eerste werkgang.
15 - 6 15.3 Aanwijzingen voor het aanleggen van rijpaden met 2-voudige en 6-plus schakeling Bij het aanleggen van rijpaden met 2-voudige en 6-plus schakeling (zie Fig. 15.8) worden tijdens een heen- en terugrit op het veld een rijpad aangelegd. Bij machines met 2-voudige schakeling mag alleen aan de rechterzij- 6-Plus schakeling mag alleen aan de linkerzijde de...
15 - 7 15.4 Rijpad op de spoorbreedte van de verplegingstrekker instellen Rijpaden zijn sporen waarin niet wordt gezaaid. De afstand van de sporen komt overeen met de spoorbreedte van de verplegingstrekker. Reeds bij aflevering is de rijpadenschakeling op de spoorbreedte van uw verple- gingstrekker ingesteld (indien dit bij bestelling van de zaaimachine wed opgegeven).
15 - 8 Klep activeren (rijpadenkouter) Klep uitschakelen (om normaal te zaaien) Iedere klep afzonderlijk (Fig. 15.11/1) kan in de kleppen- Iedere klep (Fig. 15.12/1) afzonderlijk kan worden uitge- kast worden geactiveerd. Om bij de klep te komen moet schakeld. Om bij te klep te komen moet het bijbehorende het bijbehorende montagevenster (Fig.
16 - 1 16.0 Rijpadenmarkeur (extra uitvoering) Met de rijspoorschakeling van de zaaiwielen worden tijdens het zaaien op bepaalde afstanden rijpaden aan- gelegd, waar op een later tijdstip de kunstmeststrooier en veldspuit kan rijden. De spoorschijven (fig. 16.1/1) van het rijspoormarkeerapparaat markeren deze rijpa- den.
16 - 2 16.1 Montage De rijpadenmarkeur is bij aflevering voorgemonteerd. Exact-egge aan de zaaimachine bevestigen Hydraulische slangen zo aanleggen, dat ze twee aanbouwconsoles (fig. 16.3/1) aan de exact- door de bewegingen van de exact-egge egge bevestigen niet kunnen afscheuren. Draagarmen van de markeurschijven (fig.
16 - 3 16.3 Instellen van de markeurschijven De markeurschijven (fig. 16.4/1) maken een spoor in de door de rijspoorschakeling van de zaaiwielen aangeleg- de rijpaden en moeten op de correcte spoorbreedte worden ingesteld. Bouten (fig. 16.4/2) losdraaien Markeurschijven (fig. 16.4/1) op de juiste de spoorbreedte van de rijpaden in de draagarmen verschuiven.
16 - 4 16.4 Transport op openbare wegen Voor het transport moeten de draagarmen (fig. 16.5/1) aan de aanbouwconsoles (fig. 16.5/2) met pennen (fig. 16.5/3) worden vastgezet en met veerpennen (fig. 16.5/ 4) worden geborgd. De draagarmen (fig. 16.5/1) zijn dan geheel opgeklapt en staan met markeurschijven recht boven de exact-egge.
17 - 1 17.0 Transport op openbare wegen Bij het rijden op openbare wegen moeten trekkers en machines voldoen aan de geld- ende voorschriften. De eigenaar en de bestuurder zijn hiervoor verantwoordelijk. Bij het rijden op de openbare weg moet men zich aan de volgende voorschriften houden.
Pagina 92
17 - 2 In transportstand mag de maximale transportbreedte van 3,0m niet worden overschreden. Daarom moet het stap- wiel in transportstand (Fig. 17.3) worden gebracht. Stapwiel opheffen, naar het midden van de machine schuiven en met een overslagpen (Fig. 17.4/1) borgen. De overslagpen kan tijdens het zaaien in een tweede gat (Fig.
18 - 1 18.0 Onderhoud en service Algemene veiligheidsaanwijzingen bij onderhoudswerkzaamheden lezen en in acht nemen. 18.1 Boutverbindingen Alle boutverbindingen van de machine moeten na de eerste 10 draaiuren worden gecontroleerd en zo nodig nagetrokken 18.2 Machine reinigen 11p016 De machine kan met een waterstraal of een hogedru- Fig.
18 - 2 18.3 Oliepeil in tweesnelhedentandwielkast controleren Het oliepeil in de tweesnelhedentandwielkast kan bij horizontaal staande machine gecontroleerd worden met het peilglas (Fig. 18.2/1). Olie verversen is niet nodig. Om olie bij te vullen moet de vuldop (Fig. 18.2/2) worden afgeschroefd: Vulhoeveelheid: 0,9 Liter 24t094...
18 - 3 18.6 Verdeelkop controleren op verontreinigingen Controleer regelmatig of de verdeelkop niet is vervuild. Tijdens het zaaien vanuit de trekkercabine de doorzich- tige kap van de verdeelkop controleren en na het zaaien door een intensieve controle vanaf de buitenzijde. Ve- rontreinigingen en zaadresten meteen verwijderen.
18 - 4 18.7.4 Waar u bij montage en demontage op moet letten Voor aan het hydraulisch systeem te wer- ken, hfdst. 3.6.4 opvolgen! Monteer de hydrauliekslangen aan de door de fabrikant voorgeschreven bevestigingspunten, verder: zorg voor een schone werkomgeving de slangen moeten zo worden bevestigd, dat hun oorspronkelijke stand en beweging niet wordt ge- hinderd...