4.3. CONFIGURATIE
Raadpleeg de vorige paragraaf om uw apparaat te configureren.
Vergeet niet om voor enige meting aan te geven:
■ de aansluiting (§ 3.4.2),
■ de stroomsensoren en de spannings- en stroomverhoudingen (§ 3.4.3),
■ de berekeningsmethode, indien nodig (§ 3.4.1).
Vergeet niet om voor de registratiewijzen aan te geven:
■ de te registreren parameters,
■ de begintijd en de tijdsduur van de registratie,
■ de voorwaarden voor het registeren.
4.4. AANSLUITINGEN
Verifieer of al uw snoeren en sensoren goed gemarkeerd zijn (zie § 2.9) en sluit ze vervolgens aan op het te meten circuit volgens de
volgende schema's.
4.4.1. EENFASIG NET
4.4.2. TWEEFASIG NET
Figuur 49
Figuur 51
Figuur 53
42
Figuur 50
Figuur 52