Inhoudsopgave
Advertenties
3.4.1. BEREKENINGSMETHODES
Selecteer voor het kiezen van de berekeningsmethodes
om de nominale waarden te bepalen:
■ De nominale frequentie (50 of 60 Hz)
■ De nominale spanning,
■ De nominale spanning tussen de fasen.
De hier geconfigureerde nominale spanning is de Nominale Systeemspanning (U
Ingangsspanning (U
) op de klemmen van het apparaat.
din
Bij elektriciteitsnetten met Middelhoge of Hoge Spanning kan er een spanningsverlagende transformator aanwezig zijn tussen het
netwerk en het meetapparaat.
U
kan geconfigureerd worden tussen 50 V en 650 kV, maar U
n
en Nulleider.
De onzekerheid van de verhouding van de spanningsverlagende transformators is van invloed op de precisie van de meting: de meting
wordt slechts gegarandeerd wanneer de verhouding gelijk is aan 1 en U
om de weergegeven waarden te kiezen:
■ Voor de Real time waarden kiest u tussen 10-12 cycli en 200 ms en 150-180 cycli en 3 s.
Deze keuze dient voor de berekening en de weergave van de waarden in de meeste modi.
■ Voor de Vermogensfactor van de grondtoon kiest u tussen DPF, PF
■ Frequentie 10s: kies al dan niet voor de berekening van de frequentie over 10 s (volgens IEC 61000-4-30 klasse A).
Als u uitsluitend stroomwaarden meet, schakel deze keuze dan uit.
■ Kies voor het al dan niet weergeven van de Weergave van de markering.
Op die manier worden alle grootheden die te maken hebben met spanningsdips, een te hoge spanning en onderbrekingen, gemar-
keerd (zie § 3.4.10).
■ Kies voor de Referentie van het fasendiagram tussen Stroom en Spanning.
■ Kies voor de Richting van het fasendiagram tussen
.
Figuur 29
). Niet te verwarren met de Opgegeven Nominale
n
mag nooit meer zijn dan 1000 V tussen fasen en 400 V tussen Fase
din
= U
.
din
n
Figuur 30
en cos φ voor de weergave.
1
(met de klok mee) of
(tegen de klok in).
25
Advertenties
Inhoudsopgave
