Inhoudsopgave
Advertenties
3.4.10. SIGNALERING
Met de signalering volgens de klasse A kunnen de metingen gemarkeerd worden.
Tijdens een spanningsdip, een overspanning, een onderbreking of een snel spanningsverschil worden alle grootheden die afhan-
gen van de spanning (bijvoorbeeld de frequentie) gesignaleerd, omdat hun berekening resulteert uit een twijfelachtige grootheid.
Het principe van de signalering wordt toegepast op de metingen van de frequentie van het netwerk, op de spanningsmetingen, op
de flicker, op de onbalans van de voedingsspanning, op de spanningsharmonischen, op de interharmonischen van spanning en
op de signaleringen van het netwerk.
Indien tijdens een gegeven tijdsinterval een waarde wordt gesignaleerd, wordt eveneens de samengevoegde waarde die deze
waarde omvat gesignaleerd.
De metingen die last hebben van storingen worden in real time gesignaleerd en worden aangegeven met behulp van het pictogram
.
Bovendien kan het apparaat geconfigureerd worden om toezicht te houden op de gemeten elektrische aansluiting om zijn con-
formiteit met de norm EN 50160 te verifiëren met behulp van de applicatiesoftware PAT3 (zie § 16). Met de configuratie van het
toezicht kunnen de drempelwaarden, de hysteresis en de periodes worden ingesteld.
38
Advertenties
Inhoudsopgave
