Totale tangens:
20.3. FLICKER (FLIKKERING)
De grootheden worden berekend in overeenstemming met de klasse F3 van de norm IEC 61000-4-15 editie 2.0, § 4.7.3, § 4.7.4 en § 4.7.5.
Met de flicker (flikkering of schittering) kan de menselijke perceptie van de effecten van verschillen in amplitude op de voedingsspanning
van een lamp gemeten worden.
Deze verschillen worden voornamelijk veroorzaakt door schommelingen in het reactieve vermogen op het net, die op hun beurt veroor-
zaakt worden door het aansluiten en losmaken van apparaten.
Om de effecten hiervan op het zien goed in aanmerking te nemen, moet de meting plaatsvinden gedurende een voldoende lange tijd
(10 minuten of 2 uur). Ondanks dat kan de flicker aanzienlijk variëren in een korte tijdsinterval, aangezien deze afhangt van het aansluiten
op het net en het losmaken.
De CA 8345 meet derhalve:
■ de momentane flicker Pinst,
De weergegeven waarde is een max(Pinst) op een samenvoeging van 150/180 cycli. De max(Pinst) geregistreerd in de Trendmodus
wordt berekend over de geselecteerde samenvoeging.
■ de korte termijn flicker P
Deze wordt berekend over 10 minuten. Deze interval is voldoende lang om de kortstondige effecten van het aansluiten en losmaken
te minimaliseren, maar ook voldoende lang om de afname van het zicht van een gebruiker in aanmerking te nemen.
■ de lange termijn flicker P
Deze wordt berekend over 2 uur. Hiermee kunnen de apparaten met een lange cyclus in aanmerking genomen worden.
Voor de P
kunt u met het apparaat de berekeningsmethode kiezen (zie § 3.4.1): vast of verschuivend venster. Langdurige flicker
lt
gebaseerd op een observeringsperiode van 2 uur.
Het gevoel van hinder hangt af van het kwadraat van de amplitude van de variatie vermenigvuldigd met de tijdsduur van de variatie.
De gevoeligheid van een gemiddelde waarnemer voor lichtvariaties ligt maximaal rond 10 Hz.
20.4. DOOR HET APPARAAT VERDRAGEN DISTRIBUTIEBRONNEN
Zie de aansluitingen § 4.4.
20.5. HYSTERESIS
De hysteresis is een filterprincipe dat gebruikt wordt in de alarmmodus (zie § 12) en in de modus oproepstroom (zie § 11). Een juiste
afstelling van de hysteresiswaarde voorkomt herhaald veranderen van de toestand wanneer de meting rond de drempelwaarde schommelt.
20.5.1. DETECTIE VAN OVERSPANNING
Voor een hysteresis van bijvoorbeeld 2% zal het retourniveau voor een detectie van overspanning gelijk zijn aan (100% - 2%), ofwel 98%
van de drempelspanning.
,
st
.
lt
Maximum
Tijdsduur
Figuur 153
114
Drempel
Retourniveau