6.3 Aardlekschakelaars (RCD's) testen
Bij het testen van aardlekschakelaars kunnen de volgende subfuncties
worden uitgevoerd:
Meten aanraakspanning,
Meten uitschakeltijd,
Meten uitschakelstroom,
Aardlekschakelaar "Automatische test".
Over het algemeen kunnen bij het testen van aardlekschakelaars de
volgende parameters en limieten worden ingesteld:
Limiet aanraakspanning,
Nominale aanspreekstroom voor uitschakeling aardlekschakelaar,
Vermenigvuldiger van nominale aanspreekstroom voor uitschakeling
aardlekschakelaar,
Soort aardlekschakelaar,
Startpolariteit teststroom.
HET UITVOEREN VAN TESTEN MET DE INSTALTEST XE
Parameters die bij een functie worden ingesteld worden ook
voor andere aardlekschakelaarfuncties bewaard!
Door het meten van aanraakspanning schakelt een
aardlekschakelaar normaal gesproken niet uit. De
uitschakellimiet kan echter worden overschreden als gevolg
van lekstroom die naar de PE geleider stroomt of door een
capacitieve verbinding tussen L en PE-geleiders.
De subfunctie Z
LOOP
(schakelaar in positie Z
nauwkeuriger resultaat van de Netimpedantie (vergeleken
met het subresultaat RL in de functie aanraakspanning).
De metingen voor uitschakeltijd en uitschakelstroom van de
aardlekschakelaar worden alleen uitgevoerd als de
aanraakspanning in de voortest bij een nominale
differentiaalstroom lager is dan de ingestelde limiet voor de
aanraakspanning (50V of 25V)!
TIP:
LET OP:
LET OP:
zonder aanspreken aardlekschakelaar
) duurt langer maar geeft een veel
LOOP
LET OP:
43
Rev 001