6
Bedienings- en weergave-elementen
6.3
Bedienings- en weergave-elementen op de stuurkolom
Pos.
Symbool
I
II
III
IV
Om de ruitenwisser in de intervalmodus in te schakelen, de instelring (2) een vergrendeling
naar voren in de positie II draaien.
Æ De ruitenwisser voorruit werkt in de intervalmodus.
Om de ruitenwisser in continu bedrijf in te schakelen, de instelring (2) in de tweede
vergrendeling naar voren in de positie III draaien.
Æ De ruitenwisser voorruit werkt in continu bedrijf.
Om de ruitenwasinstallatie in te schakelen, de instelring (2) in de derde vergrendeling naar
voren in de positie IV draaien.
Æ De ruitenwasinstallatie werkt.
Om de ruitenwisser uit te schakelen, de instelring (2) in de laatste vergrendeling naar
achteren in de positie I draaien.
Æ De ruitenwisser gaat terug in de ruststand en blijft staan.
6.3.2
Controlelampen
BM000-263
1 Controlelampje richtingaanwijzer
links
2 Controlelampje groot licht
3 Controlelampje dimlicht
76
Toelichtingen
Schakelt de ruitenwisser voorruit uit.
Schakelt het intermitterend bedrijf van de ruiten-
wisser voorruit in.
Schakelt het continu bedrijf van de ruitenwisser
voorruit in.
Schakelt de ruitenwasinstallatie in.
4 Laadcontrolelampje
5 niet bezet
6 Controlelampje richtingaanwijzer rechts
Originele handleiding 150000762_02_nl
BiG M 450 CV