Wegrijden
- Om te gaan maaien: koppel de aftakas buiten het
maaisel (in veldtransportpositie) langzaam in en breng
de maairotoren op maximaal toerental.
Door het aandrijftoerental gelijkmatig te verhogen
worden systeemgebonden geluiden in de vrijloop van
de aftakas vermeden.
- De rijsnelheid moet worden aangepast aan de
terreinomstandigheden en het maaisel.
Werking van de botsingsbeveiliging
Bij het maaien rond bomen, afrasteringen e.d. kan het on-
danks de nodige voorzichtigheid tijdens de werkzaamheden
toch tot een aanraking van de maaibalk met een object
komen. Om schade te voorkomen is de maaier voorzien
van een botsingsbeveiliging.
lET OP
Materiële schade - De botsingsbeveiliging is niet
gemaakt om bij volle vaart schade te vermijden aan
de machine.
•
Rijd met een aangepaste snelheid.
•
Rijd op zicht.
Als bij een botsing met een obstakel de voorspandruk
van de botsingsbeveiliging wordt overschreden, zwenkt
de maaibalk met een uitwijkhoek (ca. 15°) naar achteren.
Om de werkzaamheden voort te zetten, moet de maaier
worden losgemaakt van het obstakel door kort achteruit te
rijden tot de maaibalk weer terugkeert in de werkpositie.
Door de reservoirdruk beweegt de maaibalk vervolgens
zelfstandig terug naar de basispositie.
1800-DE Einsatz 3783
Instellen van de mechanische
botsingsbeveiliging (1)
Schotelveer (zie onder) op afstand 110 mm instellen om
een optimale werking te garanderen.
110 mm
Instellen van de hydraulische
botsingsbeveiliging
(optionele uitrusting)
2
A
1
1. Hendel (1) in de positie Accumulator vullen (A) zetten
zodat u de druk in de hydraulische accumulator kunt
instellen.
2. Druk met de dubbelwerkende regeleenheid op 120
bar (= fabrieksinstelling) instellen. Afleesbaar op de
manometer (2).
3. Hendel (1) in de werkpositie (B) brengen.
- 22 -
Gebruik
1
B
NL