Oliepeilcontrole bij de maaibalk
• De olie moet, bij normale bedrijfsomstandigheden,
jaarlijks worden bijgevuld of ververst.
GEVAAR
GEVAAR
levensgevaar - Een andere persoon neemt de tractor
in gebruik en rijdt weg of schakelt de cardanas in,
terwijl u met het onderhoud bezig bent.
•
Voor onderhouds- en reparatiewerkzaamhe-
den de motor uitschakelen en de contacts-
leutel verwijderen.
•
Wacht tot de maaischijven tot stilstand zijn
gekomen
GEVAAR
GEVAAR
levensgevaar - Machine begint te rollen of te kantelen
•
Voor onderhouds- en reparatiewerkzaam-
heden de machine op een vlakke, vaste
ondergrond parkeren.
•
Machine op de rem zetten
1. Maaibalk aan één zijde (ter grootte van X3)
heffen en ondersteunen.
X3 = X2 + X1
X1 = afstand van de bodem tot de bovenzijde van de
kuip rechts
X2 = loodrechte afstand van de bovenzijde van de kuip
links tot de bovenkant van de kuip rechts
X3
X2
NOVACAT 262 ED / RC: X2 = 175 mm
NOVACAT 302 ED / RC: X2= 300 mm
NOVACAT 352 V:
• De kant waar zich de olievulplug bevindt, blijft op
de bodem.
• De maaibalk aan de andere kant X3 heffen en
ondersteunen met een geschikt hulpmiddel.
• De maaibalk moet in de breedte in horizontale positie
zijn.
1601-D ONDERHOUD_3783
X1
X2 = 300 mm
OnderhOud en reparaties
2. Maaibalk in deze positie ca. 15 minuten laten
staan.
• Deze tijd is nodig om de olie zich te laten verzamelen
in het onderste gedeelte van de maaibalk.
3. Olievulplug (63) verwijderen.
Oliepeil via de opening (63) meten.
4. Oliepeil controleren
lET OP
Materiële schade - door teveel of te weinig olie.
•
De lengte van de maaibalk wordt opgevij-
zeld. Afhankelijk van de breedte moet de
maaibalk precies in horizontale stand zijn
(zie afbeelding)
4.1 Oliepeilcontrole voor NOVACAT 262 ED / RC
en NOVACAT 352 V
Het oliepeil is correct als de transmissieolie tot aan de
onderste rand van de vulplug (63) komt.
OIL LEVEL
TD17/99/10
- 43 -
63
OIL LEVEL
TD 17-99-13
TD 17-99-13
NL