– Voordat u begint moet u er altijd voor zorgen dat er zich in de onmiddellijke nabij-
heid van de machine geen personen bevinden. Informeer deze personen over uw
bedoelingen en zorg dat ze op een veilige afstand blijven.
– Het individuele rijgedrag van de machine is altijd afhankelijk van de gesteldheid
van het wegdek en/of de ondergrond. Pas uw rijstijl altijd aan de omgeving en het
terrein aan.
– Verlaat de bestuurdersstoel nooit als de motor van de tractor draait.
– Tijdens het werken op hellend terrein of hellingen moet de machine voldoende sta-
biel zijn.
– Let op de verschillende vulniveaus van de bunker en daarmee op de gewichtsver-
deling van de machine. Hierdoor verandert het gedrag en de kans op omkiepen
van de machine, bij een halfvolle bunker is de kans bijv. groter dat de machine op
de opname omkiept.
– Hef de bunker pas op vlak voordat u deze in een aanhanger leegt. Een opgeheven
bunker zorgt voor een duidelijke verschuiving van het zwaartepunt van de machine
naar boven. Daardoor wordt de kans op omkiepen van de machine groter. Rij bij
opgeheven bunker met aangepaste snelheid.
– Rij de machine in bochten met aangepaste snelheid. Zet de dissel altijd in de
"rechtdoorstand". Daardoor wordt de kans op omkiepen van de machine kleiner.
6.2.1
Werken in de buurt van elektrische bovenkabels
Levensgevaar door elektrische stroom!
Door de afmetingen van de machine, de terreingesteldheid en de constructie van de
hoogspanningskabels, wordt de veiligheidsafstand tijdens het werken in de buurt van
of onder de elektriciteitskabels mogelijk te klein. Daardoor ontstaat dodelijk gevaar
voor de bestuurder, voor het sorteerpersoneel en voor omstanders.
– Neem tijdens het werken in de buurt van elektriciteitskabels altijd de geldende
minimale afstanden in acht. De minimale afstanden tussen de buitenkant van de
machine en de bovenkabels is tot 8,5 m. De reikwijdte van de minimale afstand is
altijd afhankelijk van de elektrische bovenkabels. Hoe hoger de spanning, hoe gro-
ter de vereiste minimale afstand. Voordat u begint met oogsten moet u zich tijdig
informeren bij het desbetreffende energiebedrijf over de technische omstandighe-
den. Spreek met het energiebedrijf eventueel af om de bovenleidingen spannings-
vrij te schakelen voor de tijd waarin u oogst.
– Houd u altijd strikt aan de afspraken met het energiebedrijf dat de leidingen eventu-
eel spanningsvrij maakt. Begin pas met het werk als u zeker bent dat de leidingen
daadwerkelijk spanningsvrij zijn geschakeld. Neem hiervoor telefonisch contact op
met het energiebedrijf als dit nodig is.
– Informeer u met name bij werkzaamheden 's nachts of bij bewolkt weer nauwkeu-
rig over het verloop van de elektriciteitskabels. Laat eventueel waarschuwings- of
seinvlaggen plaatsen, die tijdig met de passende signaalgevers (zichtbare of hoor-
bare signalen) waarschuwen wanneer u elektrische bovenleidingen nadert.
– Tijdens het rooien mogen de voorgeschreven minimale afstanden nooit worden
overschreden.
– Bij het aanbrengen van antennes of andere hulpapparatuur, moet u er altijd voor
zorgen dat de totale hoogte van de machine de hoogte van 4 m in geen enkel
geval overschrijdt.
Onthoud de volgende richtlijnen goed als u moet werken in de buurt van elektrische
bovenkabels. Het nauwkeurig opvolgen van deze richtlijnen kan uw leven redden.
Veiligheidsvoorschriften bij het gebruik van de machine
GEVAAR
Bediening
91 / 409