n Signaalgevers geactiveerd door
In deze pagina wordt aan de installateur gevraagd om
te kiezen of de geregistreerde alarmgevers moeten
worden geactiveerd op:
Ø 1. Zone Alarm
Ø 2. Groep Alarm
n Waarschuwing Automatische Inlering
Wanneer er eventuele verschillen zijn tussen de huidi-
ge configuratie en de resultaten van de Automatische
Inlering, zal de display Figuur 40b tonen: in deze fase:
Alfanumeriek toetsenpaneel 1 = de oude configura-
tie wissen en de nieuwe accepteren;
2 = Alleen de verschillen waargenomen tussen de nieuwe
en vorige configuratie accepteren. De nieuwe apparaten
zullen worden toegevoegd, terwijl de elementen die niet
langer aanwezig zijn worden verwijderd. Dit geldt voor bei-
de de luselement en 485 netwerkelementen;
3 = De huidige configuratie, zoals waargenomen, zal
worden gewist, de vorige configuratie zal geldig blijven.
Pijltoetsen Er is geen functie gerelateerd aan de toets
Omhoog, Omlaag, Rechts, Links;
ESC-toets Gebruik de ESC toets om de handeling te
annuleren en terug te keren naar de HOOFDPAGINA.
ENTER toets De toets ENTER activeert de pagina
.
met apparaatdetails
De velden "Lus1", "Lus2" en
"Lus3" tonen of er apparaten zijn aangesloten. In beide
gevallen: Autoscan OK of NEE, het is mogelijk de de-
tails van de Lus weer te geven, Figuur 40c). The
"RS485net: Rep" toont het aantal versterkers gevonden
op het netwerk RS485. in deze fase:
Pijltoetsen De toets OMHOOG: toont informatie m.b.t.
de volgende Lus;
De toets OMLAAG: s toont informatie m.b.t. de vorige
Lus; Geen functie is gerelateerd aan de toetsen Rechts
en Links.
ESC-toets Gebruik de ESC toets om de handeling te
annuleren en terug te keren naar de HOOFDPAGINA.
ENTER toets De toets ENTER accepteert de ele-
mentselectie en activeert de programmering van luse-
.
lement
+
Opgelet: wanneer de Automatische Inlering is uitge-
voerd, worden de programmeergegevens van de ap-
paraten (behalve hun toegewezen namen) hersteld
naar standaard fabriekswaarden; dit betekent dus dat
een vorige configuratie verloren zal gaan (Selectie 1).
Procedure voor auto-adressering
Auto-adressering is bedoeld voor een opeenvolging van
werkzaamheden zodat de installateur alle elementen
toegankelijk maakt door het paneel zonder een eventue-
le vorige configuratie-actie op de elementen uit te voeren
tijdens hun installatiefase (fase elementverwerving). Dit
bespaart de installateur een aanzienlijke hoeveelheid
geld en tijd, omdat de FC490ST niet langer vereist is of
de programmeringstool van de luselement, en is als bij-
PROGRAMMERING VANUIT HET PANEEL
gevolg niet langer nodig voor de procedure voor het
handmatigtoewijzen van elementadressen.
+
In het Menu Programmeer van de lusapparaten
verschijnt een nieuw item. Hiermee kan de installa-
teur de apparaatled in- (continu) of uitschakelen.
Hiermee kan de installateur de apparaatled active-
ren via de Gebruikersinterface van het Bedienings-
paneel
om
het
identificeren in een bepaald veld.
Verder moet de procedure voor auto-adresseren de in-
stallateur de mogelijkheid bieden om de geografische
positie van de elementen op locatie te kennen of in te
stellen (element storingen).
De procedure voor auto-adresseren maakt onderdeel
uit van het registratieproces van de elementen in het
FC501 paneel. Het registratieproces van de luselemen-
ten wordt door de installateur geïnitialiseerd:
- druk op de toets 1 om de PROGRAMMEERMODUS te
openen.
Voer de Installateur-PIN (standaard 00000) in, elk cijfer
wordt verborgen doors * (sterretje)
- Selecteer optie 1: AUTO (zie opmerkingen op pagina
73). Nadat alle elementen zijn geïnitialiseerd in de Lus:
Het paneel zal u vragen het type automatische zone-
toewijzing te kiezen:
1 = volgens de Lus
2 = gebaseerd op de adressen van de elementen
3 = niet toewijzen.
Na de keuze gaat het paneel over naar de fase resultaten.
Ø Druk
op
de
AUTO-ADRESSEREN fase te activeren;
Ø of druk ESC om naar de STORINGSPAGINA te
gaan (niet adresseerbare elementen).
Elk adresseerbaar element heeft standaard het adres
255; het brandmeldpaneel identificeert het serienummer
van elk element en wijst elk een adres aan van 1 tot 128.
Als het bedieningspaneel een element vindt met een
adres dat verschilt van het standaard adres (255),
wordt het adres ingesteld op dat .
+
Het bedieningspaneel is nu adres gereed voor ge-
bruik (met de standaard basisprogrammering)
Als de installateur voor systeemvereisten het systeem
wilt instellen:
Voorbeeld: adres 1 naar detector 1, adres 2 naar detec-
tor 2 enzovoort:
Ø Druk op de ENTER toets zodat de brandmeldcentra-
le de fase SORTEER ELEMENTEN initialiseert.
Eerste fase:
Ø In deze fase moet de installateur door het gebouw lo-
pen en alle invoerapparaten in de juiste volgorde acti-
veren: detectors, invoermodules, handbrandmelder;
en vervolgens vóór de brandmeldcentrale terugkeren.
Ø Vermeldt de opeenvolging van de activering op de
kaart van het systeem.
De brandmeldcentrale slaat de volgorde van de acti-
vering op (zelfs tijdelijk).
De installateur begint met de Gebruikersinterface
OMHOOG en OMLAAG toetsen het eerste geacti-
veerde apparaat te onderzoeken.
apparaat
gemakkelijk
.
ENTER
toets
om
te
de
59