Groepen (Zoneprogrammering)
U kunt met de optie Zones in het paneelboommenu de
parameters voor softwarezones openen (zie Figuur
24). De parameters van de softwarezones zullen auto-
matisch worden toegepast op alle elementen geasso-
cieerd met de betreffende zone.
ALGEMEEN-sectie (EERSTE sectie);
Ø Ingeschakeld: een vinkje [
is ingeschakeld.
Ø Omschrijving (Label): dit is voor het bewerkbare
elementlabel (tot op 20 karakters). Het systeem zal
het label als zone-identificatie gebruiken.
OPTIES-sectie: u kunt in deze sectie een aantal para-
meters programmeren.
Looptest:
Ø Actief: als deze optie aanstaat, zullen de zones bij
alarm status de geprogrammeerde uitgangen active-
ren tijdens een looptest. Het brandmeldpaneel zal
geen alarm genereren. Dit gebeurd alleen als de op-
tie is aangevinkt bij ieder ingangselement zoals ing-
angsmodules, handbrandmelders of detectoren.
Groep Vooralarm:
Ø Vooralarm: als deze optie is ingeschakeld, zal het Be-
dieningspaneel het ALARM-uitstel activeren
Ø Dubbel Toets: als deze optie is ingeschakeld en de
zone in de status Vooralarm is, zal de zone onmid-
dellijk een Alarmstatus genereren wanneer een an-
der element (ander adres) geassocieerd met deze
zone wordt geactiveerd.
+
Als de optie "zone-instellingen gebruiken" niet is aang-
evinkt voor een element, kunt u zelf bepalen of dit element
een waarschuwing en/of een vooralarm moet genereren.
Als u heeft bepaald dat het telement een vooralarm gene-
reert, zal de activering ervan het vooralarm van het pa-
neel veroorzaken (binnen de vooralarmtijd van het
paneel). Aangezien dit toestel onderdeel is van een zone,
zal de zone in de status vooralarm worden geplaatst. Als
een ander punt van de zone een vooralarm genereert,
bepaalt de programmering van de zone of een dubbele
melding zal worden gegeven.
Figuur 24 Venster
voor Zoneprogram-
mering.
3
] betekent dat de zone
PC PROGRAMMERING
Ø Duur Vooralarm: een ingangselement geprogram-
meerd met Vooralarmtijd zal de status ALARM gene-
reren wanneer de vooralarmtijd is verstreken (zie
parameterprogrammering voor detectoren).
Selecteer de Vooralarmtijd.
De vooralarmtijd kan worden ingesteld tussen 0 se-
conden in stappen van 1 seconde en 300 seconden.
Overige:
Ø Drift compensatie: zie dezelfde optie in "Parame-
terprogrammering voor Detectoren".
Ø Melder waarschuwing: als deze optie is ingescha-
keld,
zal
het
WAARSCHUWINGS-signaal genereren. Opmer-
king: vink de corresponderende box af op het
scherm Moduleprogrammering om de waarschu-
wingsoptie voor een Module te activeren.
Ø Rook vertraging: u kunt voor elke zone de uitgestelde
activering programmeren van de rookdetectors. De pa-
rameter ROOKUITSTEL (60s/30min), wanneer ing-
esteld, is van toepassing op alle rookdetectors
toegewezen aan de geselecteerde zone, het algoritme
voor alarmverificatie staat beschreven in de EN54-2.
+
Onder de lijst met Zones (pagina Zoneprogramme-
ring, zie Figuur 25) worden twee vensters weergege-
ven die tonen welke elementen en welke uitgangen
zijn ingeschakeld. Als u de rechter muisknop op een
element in de lijst klikt, verschijnt er een nieuw menu.
U kunt elementdetails selecteren om een nieuw ven-
ster te openen waar u kunt zien welke punten en wel-
ke uitgang is toegewezen aan het element.
In de sectie COMMUNICATOREN:
PSTN: elke zone kan worden geassocieerd met één of
meerdere gesproken berichten verbonden aan de condities
Alarm, Vooralarm, Start, Storing of Looptest; deze berichten
kunnen naar een maximum van 32 telefoonnummers wor-
den gestuurd. IP: zie PSTN hieronder.
+
Het deel communicatoren wordt geactiveerd als de
PSTN- en/of IP-communicator geactiveerd zijn/is
(dubbelklik) op de pagina Algemene opties.
Bedieningspaneel
een
41