Aandrijvingen
9.3 Riemaandrijving
9.3.1 Basisbeginselen
1
4
3
Afb.: Riemaandrijving
1 Achterste schijf
2 Voorste schijf
Een riemaandrijving is compatibel met een naafversnelling en een
terugtraprem, maar niet met een derailleur.
62
2
3 Riem
4 Achterste borgschijf
LET Op
Beschadiging van de riem door onjuist gebruik.
Gevaar voor beschadigingen!
• Zorg ervoor dat de riem niet knikt, verdraait, naar achter
doorbuigt, naar buiten draait, vast komt te zitten of als
sleutel gebruikt wordt.
• Tijdens de montage mag de riem niet opgerold met de
tandkrans van de voorste schijf of met een hefinstrument,
bijvoorbeeld een schroevendraaier, op zijn plaats gebracht
worden.
Afb.: Soorten beschadigingen