Inhoudsopgave
Advertenties
Versnelling
7.2.3 Instellingen
•
Als de werking van de naafversnelling vermindert, moet u de
spanning van de versnellingskabel instellen.
De spanning van de versnellingskabel moet in combinatie met de
naafversnelling afgesteld worden.
7.2.3.1 Naafversnelling met 3 standen
1. Schakel naar de 3e versnelling en schakel vervolgens naar
de 2e versnelling (zie hoofdstuk "Bediening" op pagina 52).
2. Draai aan de rechterkant van het achterwiel de borgmoer op
de behuizing van de naafversnelling los (zie afb. "Instelling
'Nexus'").
3. Draai zodanig aan de kartelmoer dat de aanduiding in het
kijkvenster exact tussen de streepjes of pijlen staat.
4. Schakel nog een keer van de 2e versnelling naar de 3e
versnelling en weer terug naar de 2e versnelling.
5. Controleer of de beide markeringen op de achterwielnaaf
overeenkomen.
• Herhaal de afstelprocedure als de beide markeringen op de
achterwielnaaf niet overeenkomen.
6. Draai de borgmoer vast.
• Draai de contramoer voorzichtig en met gedoseerde kracht
vast.
54
1
2
Afb.: Instelling "Nexus"
1 Kartelmoer
2 Contramoer
Opmerking:
Draai de bevestigingsschroef los om het achterwiel
te kunnen verwijderen (zie afb. "Instelling 'Nexus'").
Draai de bevestigingsschroef bij de montage met een aandraai-
moment van 3 tot 5 Nm vast.
7.2.3.2 Naafversnelling met 5 standen
1. Schakel naar de 5e versnelling en schakel vervolgens naar de
3e versnelling (zie afb. "Draaiversteller van de naafversnelling").
• Gebruik bij het instellen van de versnellingen zo min moge-
lijk kracht om overspringen te voorkomen.
De spanschroef bevindt zich onder het stuur.
2. Verstel de spanschroef op de draaiversteller zodanig dat de
beide markeringen op de achterwielnaaf overeenkomen
(zie afb. "Markering op de achterwielnaaf").
3. Schakel nog een keer van de 3e versnelling naar de 5e ver-
snelling en weer terug naar de 3e versnelling.
4. Controleer of de beide markeringen op de achterwielnaaf
overeenkomen.
3
4
3 Markering
4 Bevestigingsschroef
Advertenties
Inhoudsopgave
