8 Ketting spannen
8.1 Basisbeginselen
Door gebruik te maken van een kettingspanner, is het mogelijk de
kettingaandrijving zo in te stellen dat de spanning zo min mogelijk
tot slijtage leidt.
De juiste kettingspanning voorkomt dat de kettingaandrijving te
snel slijt.
•
Druk de ketting naar boven of beneden en controleer of u de
ketting tussen 10 en 15 mm kunt indrukken.
• Indien u de ketting minder dan 10 mm of meer dan 15 mm
naar boven of beneden kunt duwen, moet de ketting door
een erkende fietsspecialist worden aangespannen.
Afb.: Kettingspanning
8.2 Instellingen
8.2.1 Excentrische kettingspanner
Afhankelijk van het model beschikt uw fiets over een excentrische
kettingspanner. Stel aan de hand van de afb. "Excentrische ket-
tingspanner type A" en "Excentrische kettingspanner type B" vast
welk type kettingspanner op uw fiets is gemonteerd.
Wanneer u zelf niet over voldoende kennis of het benodigde
gereedschap beschikt om de ketting met behulp van een excen-
trische kettingspanner af te stellen, kunt u zich het best tot een
erkende fietsspecialist wenden.
1. Draai de klembout of de drie klembouten aan de linkerkant
van uw fiets los, gezien in de rijrichting (zie afb. "Excentri-
sche kettingspanner type A" of "Excentrische kettingspanner
type B").
2. Steek een haakgereedschap, bijv. een inbussleutel in de
opening of in beide openingen van de kettingspanner.
3. Draai de excentrische kettingspanner in de richting van het
achterwiel om de kettingspanning te verlagen.
4. Draai de excentrische kettingspanner in de richting van het
voorwiel om de kettingspanning te verhogen.
Draai de klemschroef of de drie klemschroeven weer vast wanneer
u de kettingspanning juist heeft afgesteld.
5. Controleer de kettingspanning.
Ketting spannen
57