Versnelling
• Als de ketting doorhangt of als de kettingspanner niet van-
zelf terugklapt, dient u de kettingspanner door een fietsspe-
cialist te laten repareren.
1
Afb.: Achterderailleur
1 Kettingspanner met kettingrollen
7.1.2 Bediening
WAARSCHUWING
Onoplettendheid in het wegverkeer.
Gevaar voor ongevallen en verwondingen!
• Maak uzelf vertrouwd met de werking van de versnel-
ling.
• Bedien de versnelling alleen wanneer uw aandacht voor
het wegverkeer daardoor niet wordt beperkt.
48
LET Op
Beschadigingen aan de schakeling door onjuiste bedie-
ning.
Gevaar voor beschadigingen!
• Trap bij het schakelen niet krachtig op de pedalen.
• Trap bij het schakelen niet naar achteren.
• Schakel tijdig naar een lagere versnelling vooraleer u
een helling opgaat.
•
Wanneer u het gevoel heeft dat u de bediening van het ver-
snellingssysteem nog niet onder knie heeft, kunt u om extra
uitleg vragen aan uw fietsspecialist.
•
Gebruik de tandwielcombinaties zodanig dat de ketting in de
rijrichting zo parallel mogelijk loopt.
•
Trap bij het schakelen rustig door zonder kracht uit te oefenen.
7.1.2.1 Tandkransen schakelen met de schakelhendel
De voorste rechter schakelhendel heeft twee standen.
•
Om de ingedrukte schakelhendel automatisch naar de uit-
gangspositie te laten terugkeren, laat u de schakelhendel na
het schakelen los.
•
Om op de achtertandwielen één versnelling lager te schake-
len, duwt u aan de rechterkant van het stuur de voorste ver-
steller totdat hij voor de eerste keer klikt (zie afb. "Versteller").