4.7.2
Instructies voor de waterinstallatie
Algemene instructies over de geleiding van de slang
–
Alle slangen van de sproeicircuits moeten met de meegeleverde zwarte kunststofslangen ø10/8 mm
en ø12/9 mm worden verbonden. Andere slangen (behalve de door uw Condair-partner geleverde
slangen) mogen vanwege de hygiëne niet worden gebruikt.
Demi-water (omgekeerde-osmose-water) is agressief. Gebruik in het complete watersysteem
uitsluitend demi-water bestendige componenten (bijv. geen koperen leidingen gebruiken).
–
Gebruik voor het afsnijden van de slangen een geschikt snij-instrument dat een rechte en niet-
gebogen snit oplevert.
Na het snijden van de slangen moeten de scherpe snijkanten absoluut worden gladgemaakt
omdat anders de stekkerverbindingen kunnen worden beschadigd.
–
De slangen mogen geen knikken of beschadigingen (groeven) vertonen.
–
Leg de slangen steeds met een kleine extra lengte (min. 5 mm) zodat ze correct (tot het uiterste
toe) in de snelkoppelingen van de aansluitnippels kunnen worden aangesloten.
–
Let erop dat de slangen niet geknikt worden en de minimale buigradius van 100 mm in acht wordt
genomen.
–
Leid de slangen niet langs hete componenten (max. toelaatbare omgevingstemperatuur 40 °C).
–
Als bescherming tegen beschadiging moeten de leidingen tussen de centrale unit en de gaten in de
wand indien mogelijk in een kanaal (of iets dergelijks beschermd) worden geleid.
–
De verbindingsslangen van de aansluitingen aan de verstuiver naar de gaten in de wand en van
de gaten in de wand naar de centrale unit moeten absoluut zo worden geleid dat ze steeds naar
beneden wijzen.
–
Controleer na de installatie dat alle slangen stevig vastzitten. Correct gemonteerde slangen kunnen
zonder druk op de klemring er niet worden uitgetrokken.
Om waterschade tijdens bedrijf te voorkomen, moeten alle slangen correct worden beveiligd tegen
uittrekken.
OO-watertoevoerleiding
–
De OO-watertoevoer wordt ofwel direct of met behulp van de meegeleverde 1/2" buitendraadadapter
op de watertoevoeraansluiting (ø12 mm) aan de linkerkant van de centrale unit aangesloten. De
montage van het afsluitkraan in de OO-watertoevoerleiding is dwingend voorgeschreven. De
montage moet indien mogelijk in de directe omgeving van de centrale unit plaatsvinden. De inbouw
van een aftapklep, een waterfilter met een maaswijdte van 5 µm (optie of door de klant te leveren)
en een afsluitkraan wordt aanbevolen.
Voor het aansluiten van de OO-watertoevoerleiding aan de wateraansluiting van de centrale unit
moet de leiding minstens 10 minuten grondig worden gespoeld.
Voor een aansluitdruk van >7 bar moet in de toevoerleiding een drukreduceerklep (ingesteld op
max. 7 bar) worden gemonteerd.
54
Montage- en installatiewerkzaamheden
OPGELET!
OPGELET!
OPGELET!