Optie
N Scherminstel-
lingen selecteren
N Lusinstellingen U kunt kiezen of AF-doelselectie de randen van het scherm
t Doelmodusin-
stellingen
4
K Oriëntatie
verbonden N
L AF/MF
Optie
AF doelgebied
AF-beperker
AF hulpverl.
I Gezichtsprio.
AF-focusaanp.
184 NL
Kies de functies van de voorste en achterste regelaar of van
de pendelknop tijdens AF-doelselectie.
"omwikkelt". U kunt ook kiezen of u de optie q (alle doelen)
wilt selecteren voordat de AF-doelselectie "omwikkelt" naar
de tegenovergestelde rand van het scherm.
• Omwikkeling is uitgeschakeld in de filmmodus en wanneer
[FAF] of [FAFb] is geselecteerd voor [K AF-modus].
Kies het aantal beschikbare AF-doelen en hoe ver het AF-
doel beweegt tijdens de AF-doelselectie.
U kunt de camera zo configureren dat de AF-doelpositie en
de AF-doelmodus automatisch worden aangepast aan de
camerastand landschap (breed) of portret (hoog).
Als [Aan] is geselecteerd, kunt u het AF-doel positioneren
door op de monitor te tikken tijdens opnamen met de
zoeker. Tik op de monitor en schuif met uw vinger om het
AF-doel te positioneren.
• Als deze op [Aan] staat, kan de sleepfunctie worden uit- of
ingeschakeld door twee keer op de monitor te tikken.
• [AF-doelgebied] is tevens bruikbaar met zoomkader-
AF(Blz. 73).
Begrenst het AF-veld, indien ingeschakeld [Aan].
Selecteer [Uit] om de AF-verlichting uit te schakelen. Als u
de AF-hulpverlichting wilt gebruiken tijdens stille fotografie,
moet u de optie wijzigen die is geselecteerd voor [Stille s
modusinstellingen] (Blz. 157).
U kunt de gezichtsprioriteit-AF of oogprioriteit-AF gebruiken.
De afstelling voor de locatie van de brandpuntsafstand voor
faseverschil AF kan binnen ±20 stappen worden aangepast.
• Normaal gesproken hoeft u de autofocus niet met dit
onderdeel fijn af te stellen. Door het gebruik van fine-
tuning focus kan het normale scherpstellen van de
camera worden verhinderd.
Beschrijving
Beschrijving
g
208
209
210
211
MENU
G
L
g
—
212
—
92
213