Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Gebruik Van Een Frequentie-Omvormer; Motorbeveiliging - Grundfos SP Series Installatie- En Bedieningsinstructies

Inhoudsopgave

Advertenties

6.1 Gebruik van een frequentie-omvormer

6.1.1 Grundfos motoren
Driefasenmotoren van Grundfos kunnen op een frequen-
tie-omvormer worden aangesloten.
Als een Grundfos MS motor met temperatuur-
transmitter wordt aangesloten op een frequen-
tie-omvormer, dan zal een zekering die zich in de
transmitter bevindt smelten, waardoor de trans-
Voorzichtig
mitter inactief wordt. De transmitter kan niet
opnieuw worden geactiveerd. In dat geval zal de
motor als een motor zonder temperatuurtransmit-
ter werken.
Als een temperatuurtransmitter vereist is, dan levert Grundfos
een Pt100 sensor voor de dompelmotor.
Tijdens bedrijf met frequentie-omvormer dient de
motor niet te draaien bij een frequentie die hoger
is dan de nominale frequentie (50 of 60 Hz).
Voorzichtig
Verlaag tijdens bedrijf nooit de frequentie (en
daardoor het toerental) tot een waarde waarbij de
noodzakelijke stroming van koelvloeistof langs
de motor niet langer gegarandeerd wordt.
Om schade aan het pomponderdeel te voorkomen moet de motor
uitschakelen wanneer het pompdebiet lager is dan 0,1 x het
nominale debiet.
Afhankelijk van het type frequentie-omvormer is het mogelijk dat
de motor wordt blootgesteld aan schadelijke spanningspieken.
Waarschuwing
MS 402 motoren voor een voedingspanning tot en
met 440 V (zie het typeplaatje van de motor) die-
nen tussen de aansluitklemmen voor de voeding
tegen spanningspieken van meer dan 650 V
(piekwaarde) beveiligd te worden.
We adviseren om andere motoren tegen spanningspieken hoger
dan 850 V te beveiligen.
De bovengenoemde storing kan worden voorkomen door een RC
filter tussen de frequentie-omvormer en de motor te monteren.
Eventueel toegenomen akoestische ruis van de motor kan wor-
den voorkomen door een LC filter te installeren die ook spanning-
spieken van de frequentie-omvormer elimineert.
We adviseren om een LC filter te installeren bij gebruik van een
frequentie-omvormer. Zie paragraaf
quentie-omvormer.
Neem voor meer details contact op met Grundfos of met de leve-
rancier van de frequentie-omvormer.
6.1.2 Andere motoren dan van Grundfos
Neem contact op met Grundfos of met de fabrikant van de motor.
8
6.7.6 Gebruik van een fre-

6.2 Motorbeveiliging

6.2.1 Eénfasemotoren
MS 402 éénfasemotoren zijn voorzien van een thermische scha-
kelaar; een extra motorbeveiliging is niet nodig.
Waarschuwing
Nadat de motor door de thermische schakelaar is
uitgeschakeld blijven de aansluitklemmen onder
spanning staan.
Als de motor voldoende is afgekoeld, dan zal
deze automatisch opnieuw inschakelen.
MS 4000 éénfasemotoren moeten worden beveiligd. Dit kan een
afzonderlijke beveiliging zijn, of in een besturingskast zijn geïnte-
greerd.
Franklin 4" PSC motoren moeten zijn aangesloten op een motor-
beveiliging.
6.2.2 Driefasenmotoren
MS motoren zijn verkrijgbaar met of zonder ingebouwde tempera-
tuurtransmitter.
De volgende motoren moeten beveiligd worden door een motor-
beveiliging met thermisch relais, of een MP 204 en geleider(s):
motoren met een ingebouwde en intacte temperatuurtransmit-
ter
motoren zonder of met een defecte temperatuurtransmitter
motoren met of zonder een Pt100 sensor.
MMS motoren hebben geen ingebouwde temperatuurtransmitter.
De Pt100 sensor is als toebehoren verkrijgbaar.
6.2.3 Vereiste instellingen van de motorbeveiliging
Voor koude motoren moet de uitschakeltijd van de motorbeveili-
ging korter zijn dan 10 seconden bij 5 maal de nominale maxi-
male stroom van de motor. Onder normale bedrijfscondities moet
de motor in minder dan 3 seconden op vol toerental draaien.
Indien niet aan deze voorwaarde wordt voldaan,
Voorzichtig
komt de garantie op de motor te vervallen.
Voor een optimale motorbeveiliging dient deze als volgt te wor-
den ingesteld:
1. Stel de motorbeveiliging in op basis van de nominale maxi-
male stroom van de motor.
2. Schakel de pomp in en laat deze een half uur draaien bij nor-
maal bedrijf.
3. Draai de schaalindicator langzaam naar beneden tot het punt
waarop de motor wordt uitgeschakeld.
4. Stel de waarde 5 % hoger in.
De hoogst toegestane instelling is de nominale maximale stroom
van de motor.
Voor motoren die gewikkeld zijn voor ster-driehoek inschakeling
dient de motorbeveiliging zoals hierboven te worden ingesteld,
maar de maximale instelling dient de nominale maximale stroom
x 0,58 te zijn.
De langst toegestane inschakeltijd voor ster-driehoek inschake-
len of inschakelen met behulp van een autotransformer bedraagt
2 seconden.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave