SNELLER -
Palm van een hand
omhoog gericht.
NAAR RECHTS DRAAIEN -
Met gestrekte arm naar
rechts wijzen.
MOTOR
STILLEGGEN -
Met vinger dwars
over de keel
strijken.
SKISIGNALEN
28
TRAGER -
Handpalm naar beneden
gericht.
NAAR LINKS DRAAIEN -
Met gestrekte arm naar
links wijzen.
STOPPEN -
Hand omhoog met de
palm naar voor zoals
een politieagent.
SNELHEID OK -
Arm omhoog met de tip
van duim en wijsvinger
tegen elkaar om een cirkel
te vormen.
TERUGKEREN NAAR
STOPPLAATS -
Arm in een hoek van 45
graden met het lichaam,
naar het water wijzend en
heen en weer schommelend.
SKIËR OK NA
EEN VAL -
Handen in elkaar
boven het hoofd.
PIK ME OP OF
GEVALLEN SKIËR,
KIJK UIT -
Een ski steekt
verticaal uit het water.