CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
A
Waarschuwingslampje
©
Dit gaat branden wanneer het con-
tact wordt aangezet of de motor wordt ge-
start en dooft zodra de motor draait. Het
kan tegelijk gaan branden met andere waar-
schuwingslampjes en/of boodschappen op
het instrumentenpaneel.
Het is nodig voorzichtig direct naar een
merkdealer te rijden. Als u dit voorschrift ne-
geert, loopt u het risico dat uw auto bescha-
digd wordt.
1.64
(3/6)
Ä
Waarschuwingslampje luchtver-
ontreiniging
Op auto's die hiermee zijn uitgerust, gaat
het lampje branden wanneer de motor wordt
gestart en gaat het lampje uit wanneer de
motor wordt uitgeschakeld als de auto zich
in de motorstand-byfase bevindt (raadpleeg
de informatie over de "Functie Stop en Start"
in hoofdstuk 2), afhankelijk van de auto.
– Als het continu brandt, moet u zo snel
mogelijk een merkdealer raadplegen;
– als het knippert, moet u vaart verminde-
ren tot het knipperen ophoudt. Raadpleeg
zo spoedig mogelijk een merkdealer.
Raadpleeg de paragraaf "Tips voor onder-
houd en minder luchtverontreiniging" in
hoofdstuk 2.
x
Waarschuwingslampje antiblok-
keersysteem
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden.
Als dit lampje tijdens het rijden oplicht, wijst
dit op een storing in het ABS-systeem.
Er kan dan met de auto worden geremd als
bij een auto zonder ABS. Raadpleeg snel
een merkdealer.
W a a r s c h u w i n g s l a m p j e
E l e k t r o n i s c h
Stabiliteitsprogramma (ESC) en tractie-
controle
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden.
Er zijn verschillende mogelijkheden voor het
oplichten van het waarschuwingslampje:
raadpleeg de paragraaf "Hulp- en correctie-
systemen tijdens het rijden" in hoofdstuk 2.