PARKEERHULP
(3/4)
1
Een parallel geparkeerde auto uitrijden
– Selecteer de modus "uitrijden";
– schakel de richtingaanwijzer in van de
richting waarin u de auto wilt uitrijden;
– druk lang op de schakelaar 1 (ongeveer 2
seconden).
Het controlelampje
licht op het in-
strumentenpaneel op, samen met een ge-
luidssignaal.
– laat het stuur los;
– voer de manoeuvres vooruit en achteruit
uit, met behulp van de waarschuwingen
van het parkeerhulpsysteem.
U mag niet sneller dan ongeveer 7 km/u
rijden.
Zodra u in de juiste positie staat om uit te
rijden, zal het systeem u waarschuwen wan-
neer het manoeuvre is beëindigd.
Het controlelampje
op het instru-
mentenpaneel dooft en er weerklinkt een
geluidssignaal zodra het manoeuvre is vol-
tooid.
Het manoeuvre onderbreken
Het manoeuvre wordt onderbroken in de vol-
gende gevallen:
– u neemt het stuur vast;
– een portier of de achterklep wordt ge-
opend;
– de auto staat te lang stil;
– een obstakel op de route maakt het on-
mogelijk om het manoeuvre af te maken;
– de motor stopt.
Het controlelampje
op het instru-
mentenpaneel dooft en een geluidssignaal
weerklinkt wanneer het manoeuvre wordt
onderbroken. Om de manoeuvre te hervat-
ten, houdt u de schakelaar ingedrukt om het
systeem in te schakelen.
In dat geval wordt de reden voor de onder-
breking weergegeven op het bedienings-
scherm.
Zorg ervoor dat:
– u het stuur loslaat en;
– alle deuren en de achterklep gesloten zijn
en;
– er zich geen obstakels op de route bevin-
den en;
– de motor gestart is.
Het manoeuvre annuleren
Het manoeuvre wordt geannuleerd in de vol-
gende gevallen:
– als u op de schakelaar drukt om het sys-
teem in te schakelen;
– als u sneller dan 7 km/u rijdt;
– als u meer dan 10 bewegingen vooruit/
achteruit hebt uitgevoerd in het kader van
het manoeuvre;
– als de sensoren van de parkeerhulp vuil
zijn of bedekt zijn;
– als de wielen van de auto zijn doorgeslipt.
Het controlelampje
op het instru-
mentenpaneel dooft en een geluidssignaal
weerklinkt wanneer het manoeuvre beëin-
digd is.
2.81