Aanwijzingen
-
Zet het voertuig in NEUTRAAL,
schakel de parkeerrem in, houd
met uw rechtervoet het rempe-
daal ingedrukt en houd dan de
koppelingshendel ingetrokken.
Houd de tachometer in het oog
en draai een paar keer aan de
gashendel (draaien door de pol-
sen naar beneden te bewegen)
om het motortoerental op te
voeren tot minder dan
4.000 RPM. Zolang u de koppe-
lingshendel helemaal ingetrok-
ken houdt, wordt het vermogen
niet overgebracht op het achter-
wiel.
-
Gebruik de motorstopschakelaar
om het voertuig helemaal uit te
schakelen. Druk de schakelaar
in met uw rechterduim, terwijl
u uw hand op de handgreep
houdt.
Tips voor extra oefeningen
-
Oefen het indrukken van de
schakelaar zonder ernaar te kij-
ken.
2) De frictiezone en
basisbesturing leren
Door de koppeling in te trekken
wordt de aandrijving losgekoppeld
van het achterwiel. Als u bij het
uitvoeren van deze oefeningen het
gevoel hebt dat u de controle ver-
liest, kunt u de koppeling intrekken
zodat u niet meer versnelt en dan
eventueel remmen om te vertra-
gen. U kunt de motorstopschake-
laar ook gebruiken om de aandrij-
ving helemaal uit te schakelen.
De frictiezone is het gebied in de
weg van de koppelingshefboom
vanaf het punt waarop kracht wordt
gezet op het achterwiel tot waar
de koppeling helemaal is ingescha-
keld. Waar de koppeling gedeelte-
lijk is ingeschakeld, kunt u het mo-
torvermogen op het achterwiel
precies beheersen. Goed gebruik-
NODIGE RIJVAARDIGHEID EN PRAKTIJKOEFENINGEN
maken van de frictiezone is nuttig
om uit stilstand zacht in beweging
te komen.
Doel
-
Vertrouwd raken met de koppe-
ling en deze bedienen in de
frictiezone.
-
Vertrouwd raken met vertragen
en remmen op lage snelheid.
Aanwijzingen
Voor deze oefening mag u GEEN
gas geven. U gaat uw snelheid uit-
sluitend regelen door middel van
de koppelingshendel in de frictiezo-
ne en de rem.
Begin door iedere 6 m te stoppen
(ieder baken/iedere tweede lijn).
-
Start de motor en laat de par-
keerrem los.
-
Houd het rempedaal en de kop-
pelingshendel ingedrukt en
schakel in eerste versnelling
door de schakelhendel stevig in
te drukken.
-
Schakel de voetrem uit.
-
Laat de koppelingshendel
geleidelijk uit tot het voertuig
heel langzaam in beweging
komt. Houd de koppelingshen-
del in deze stand. Dat is de fric-
tiezone. Als u de koppeling te
snel loslaat, kan de motor stilval-
len of kan het voertuig vooruit
springen. Als het voertuig
stilvalt, de motor opnieuw
starten en het nogmaals probe-
ren door de koppeling wat gelei-
delijker los te laten.
-
Trek de koppelingshendel naar-
mate u dichter bij het stoppunt
komt helemaal in en druk het
rempedaal in om te stoppen. U
hoeft de koppeling niet geleide-
lijk in te trekken; dat mag ook
snel.
67