ONDERHOUDSPROCEDURES
LIJNEN OP HET TESTOPPERVLAK
Lijn A
Lijn B
Lijn C
Lijn D
4. Laat de bestuurder op de be-
stuurdersstoel plaatsnemen.
5. Kies grootlicht.
6. De lichten zijn goed gericht als
het focuspunt (helderste punt)
van de lichtbundel van de kop-
lampen tussen de bovenste
markeringen schijnt.
TYPISCH - LICHTBUNDEL VAN DE
GROOTLICHTEN OP HET TESTOPPER-
VLAK - GROOTLICHT (ÉÉN KOPLAMP)
1. Focuspunt
A. 688 mm boven de grond
B. 618 mm boven de grond
C. 564 mm boven de grond
D. 514 mm boven de grond
7. Kies de dimlichten.
8. De lichten zijn goed gericht als
de bovenkant van de lichtbundel
van de koplampen tussen de
onderste markeringen schijnt.
136
688 mm
618 mm
564 mm
514 mm
LICHTBUNDEL VAN DE GROOTLICHTEN
OP HET TESTOPPERVLAK - DIMLICHT
(ÉÉN KOPLAMP)
1. Bovenkant
A. 688 mm boven de grond
B. 618 mm boven de grond
C. 564 mm boven de grond
D. 514 mm boven de grond
OPMERKING: Voor landen waarin
links wordt gereden, moet de
lichtpiek links van het voertuig zijn.
Afstellen van de koplamprichting
(Noord-Amerikaanse modellen)
Stel met een sleutel van 10 mm
elke koplamp bij door aan de kop-
lampafsteller op de koplampbehui-
zing te draaien. Draai rechtsom om
de koplamp omhoog te brengen en
linksom om deze omlaag te bren-
gen. Stel de twee koplampen gelijk
af.
OPMERKING: Overschrijd niet een
torsie van 0,8 Nm.
TYPISCH
RECHTERKANT WEERGEGE-
VEN
1. Koplampafsteller