10 Inbedrijfstelling
Ontsteking
Wanneer de ventilator zijn startsnelheid heeft bereikt, wordt de
brander ontstoken door middel van elektrische vonken. Tijdens
ontsteking zal de code zichtbaar zijn op het servicedisplay. Als de
brander NIET ontsteekt, gebeurt een nieuwe ontstekingspoging
plaats na 15 seconden. Als de brander na 4 ontstekingspogingen
nog steeds NIET brandt, gaat de ketel naar de storingsstand.
Warm tapwater
De aanvoer van warm tapwater heeft voorrang op ruimteverwarming
uitgevoerd door de gasboiler. Als de flowsensor een verzoek voor
warm tapwater van meer dan 2 l/min detecteert, wordt
ruimteverwarming door de gasboiler onderbroken. Nadat de
ventilator de snelheidscode heeft bereikt en de ontsteking is
gebeurd, gaat de ketelcontroller naar de warm tapwaterstand.
Tijdens gebruik van warm tapwater wordt de ventilatorsnelheid en
dus het apparaatvermogen geregeld door de gasboilercontroller
zodat de warm tapwatertemperatuur de gewenste instelling voor
warm tapwatertemperatuur bereikt.
De temperatuur van het afgeleverd warm tapwater moet op de
gebruikersinterface van de hybridmodule worden ingesteld. Zie de
uitgebreide handleiding voor de gebruiker voor meer informatie.
Comfortfunctie warm tapwater/Vorstbeveiliging/
Warmhoudfunctie
verschijnt op het display wanneer of de comfortfunctie warm
tapwater, of de vorstbeveiliging of de warmhoudfunctie is
ingeschakeld.
ruimteverwarming
Wanneer een verzoek voor ruimteverwarming wordt ontvangen van
de binnenmodule, wordt de ventilator gestart, gevolgd door de
ontsteking en de modus voor ruimteverwarming. Tijdens de
ruimteverwarming wordt de ventilatorsnelheid en dus het
apparaatvermogen geregeld door de gasboilercontroller zodat de
watertemperatuur
voor
ruimteverwarming
aanvoertemperatuur voor ruimteverwarming bereikt. Tijdens de
ruimteverwarming wordt de gewenste aanvoertemperatuur voor
ruimteverwarming weergegeven op het bedieningspaneel.
De aanvoertemperatuur voor de ruimteverwarming moet worden
ingesteld op de gebruikersinterface van de hybridmodule. Zie de
uitgebreide handleiding voor de gebruiker voor meer informatie.
10
Inbedrijfstelling
INFORMATIE
▪ Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan
het nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat
vermeld op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen
wordt veroorzaakt door de compressor, die een
continue looptijd van 50 uur nodig heeft voordat een
vlotte werking en stabiel stroomverbruik wordt
gerealiseerd.
▪ Vooraleer op te starten moet de installatie gedurende
minstens 2 uur onder spanning staan om de
carterverwarming te laten werken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
78
10.1
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:
1
De "Checklist vooraleer te testen" controleren.
2
Ontluchten.
3
Het systeem testen.
4
Indien nodig, een of meerdere stelmotoren testen.
5
Indien nodig, de dekvloer van de vloerverwarming drogen.
6
Een ontluchting van de gastoevoer uitvoeren.
7
De gasboiler testen.
10.2
Laat het systeem NIET werken vooraleer de volgende controles OK
zijn:
De binnenunit moet juist gemonteerd zijn.
De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
De gasboiler is juist gemonteerd.
De volgende ter plaatse te voorziene bedradingen
werden gelegd conform dit document en de geldende
wetgeving:
de
gewenste
De communicatiekabel tussen de gasboiler en de
binnenunit is juist gemonteerd.
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de
aardingsklemmen zijn goed aangehaald.
De
veiligheidsapparaten voldoen aan dit document en
werden niet overbrugd.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op
het identificatieplaatje van de unit.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of
beschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.
Er zijn GEEN beschadigde onderdelen of buizen die
tegen de binnenkant van de binnen of buitenunit gedrukt
worden.
Er zijn GEEN koelmiddellekkages.
De koelmiddelleidingen (gas en vloeistof) zijn thermisch
geïsoleerd.
De juiste buismaten werden geplaatst en de leidingen
zijn goed en op de juiste manier geïsoleerd.
Er zijn GEEN waterlekkages in de binnenunit.
Er zijn GEEN waterlekkages in de gasboiler.
Er zijn GEEN waterlekkages in de verbinding tussen de
gasboiler en de binnenunit.
De afsluiters zijn op de juiste manier gemonteerd en
staan volledig open (ter plaatse te voorzien).
Overzicht: Inbedrijfstelling
Checklist vooraleer proef te
draaien
▪ Tussen het lokaal voedingsbord en de binnenunit
▪ Tussen de binnenunit en de kranen en kleppen (indien
van toepassing)
▪ Tussen de binnenunit en de kamerthermostaat (indien
van toepassing)
▪ Tussen de binnenunit en de tank voor warm tapwater
(indien van toepassing)
▪ Tussen de gasboiler en het lokaal voedingsbord
(alleen van toepassing in geval van hybridsysteem)
zekeringen
of
de
EVLQ05+08CAV4 + EHYHBH05AA + EHYHBH/X08AA +
Daikin Altherma hybrid warmtepomp
lokaal
geplaatste
EHYKOMB33AA
4P3556341 – 2013.05