Gemeten waarde bij
Instelwaarden CO
maximumvermogen
minimumvermogen (voorste deksel
geopend)
Aardgas 2H (G20,
20 mbar)
9,6
9,4
9,2
9,0
8,8
8,6
3 Plaats na het meten van het CO
van de instelling het afdekdopje en het monsterpunt terug op
hun plaats. Zorg dat ze gasdicht zijn.
4 Selecteer de instelling Hoog door tweemaal tegelijk de knoppen
en in te drukken. Er verschijnt een hoofdletter op het
servicedisplay.
5 Meet het CO
percentage. Als het CO
2
afwijkt van de waarden in de tabel die het CO
maximumvermogen aangeeft, neem dan contact op met uw
plaatselijke verdeler.
6 Druk tegelijk op en om het testprogramma te verlaten.
7 Zet het voorpaneel terug op zijn plaats.
9
Bediening
9.1
Overzicht: Bediening
De gasboiler is een modulerende, hoogefficiënte ketel. Dit betekent
dat het vermogen wordt aangepast in overeenstemming met de
gewenste warmtebehoefte. De aluminium warmtewisselaar heeft 2
afzonderlijke kopercircuits. Als resultaat van de afzonderlijk
gebouwde circuits voor ruimteverwarming en warm tapwater,
kunnen de verwarming en de warmwateraanvoer afzonderlijk
werken, maar niet gelijktijdig samen.
De gasboiler heeft een elektronische ketelcontroller die het volgende
doet wanneer verwarmen of aanvoer van warm water nodig is:
▪ de ventilator starten,
▪ de gasklep openen,
▪ de brander ontsteken,
▪ de vlam voortdurend opvolgen en controleren.
Het is mogelijk om het warm tapwatercircuit van de ketel te
gebruiken zonder het centrale verwarmingssysteem aan te sluiten
en te vullen.
9.2
Verwarming
Verwarming wordt geregeld door de binnenunit. De ketel start het
verwarmingsproces wanneer er een verzoek van de binnenunit is.
9.3
Warm tapwater
Omdat de aanvoer van warm water voorrang heeft op verwarming,
schakelt de ketel over naar de warm tapwaterstand wanneer er een
warm waterverzoek is. Wanneer er een gelijktijdig verzoek voor
verwarming is:
▪ wanneer alleen de warmtepomp werkt, levert de warmtepomp
warmte en bereidt ze warm tapwater. De ketel wordt omzeild.
EVLQ05+08CAV4 + EHYHBH05AA + EHYHBH/X08AA +
EHYKOMB33AA
Daikin Altherma hybrid warmtepomp
4P3556341 – 2013.05
(%) bij
2
Propaan 3P (G31,
30/50/37 mbar)
9,0±0,1
—
8,9±0,1
8,8±0,1
8,7±0,1
8,6±0,1
8,5±0,1
percentage en de aanpassing
2
percentage nog steeds
2
percentage bij
2
▪ wanneer alleen de ketel werkt, met de ketel in de stand warm
tapwater, wordt GEEN ruimteverwarming geleverd, maar wel
warm tapwater.
▪ wanneer de warmtepomp en de ketel gelijktijdig werken, zal de
warmtepomp warmte leveren en wordt de ketel omzeild en
schakelt deze over op de stand warm tapwater om warm tapwater
te leveren.
9.3.1
Stromingsweerstandgrafiek voor warm
tapwatercircuit apparaat
l/min
15
13
11
9
7
5
3
1
0
0.2
0.4
0.6
0.8
1.0
1.2
Het minimumdebiet voor het bereiden van warm tapwater bedraagt
2 l/min. De minimumdruk bedraagt 0,1 bar.
9.4
Bedrijfsmodi
De volgende codes op het servicedisplay geven de volgende
werkingsstanden aan.
Uit
De gasboiler is buiten werking maar krijgt elektrische stroom. Er zal
geen antwoord komen op verzoeken voor ruimteverwarming en/of
warm tapwater. Vorstbeveiliging is actief. Dit betekent dat de
wisselaar wordt verwarmd als de watertemperatuur in de gasboiler
te laag is. Indien van toepassing zal de warmhoudfunctie tevens zijn
ingeschakeld.
Als vorstbeveiliging of de warmhoudfunctie ingeschakeld is,
verschijnt op het display (de wisselaar verwarmen). In deze stand
kan ook de druk in de ruimteverwarmingsinstallatie worden
afgelezen op het hoofddisplay (bar).
Wachtstand (leeg servicedisplay)
De LED bij de knop brandt en mogelijk ook een van de LED's voor
de comfortfunctie warm tapwater. De gasboiler wacht voor een
verzoek om ruimteverwarming en/of warm tapwater.
Pomp omzeild door verwarming van ruimten
Na elke verwarming van ruimten blijft de pomp draaien. Deze functie
wordt geregeld door de binnenunit.
Ketel wordt uitgeschakeld wanneer de gewenste temperatuur
is bereikt
De controller van de ketel kan het verzoek voor ruimteverwarming
tijdelijk stoppen. De brander stopt. Het uitschakelen gebeurt omdat
de gewenste temperatuur is bereikt. Wanneer de temperatuur te
snel zakt en de anticyclustijd is voorbijgegaan, wordt het
uitschakelen geannuleerd.
Zelftest
De sensoren controleren de ketelcontroller. Tijdens de controle voert
de ketelcontroller GEEN andere taken uit.
Ventilatie
Wanneer het apparaat is gestart, gaat de ventilator naar
startsnelheid. Wanneer de startsnelheid is bereikt, gaat de brander
branden. De code zal ook zichtbaar zijn wanneer naventilatie actief
is nadat de brander is gestopt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
9 Bediening
bar
1.4
1.6
1.8
2.0
77