8 Configuratie
#
Code
Amp.grensw v DI: Alleen van toepassing in het geval van een
vermogenbeperkingsmodus op basis van digitale inputs en op basis
van stroomwaarden.
[A.6.3.5.1]
[505]
Grenswaarde DI1
0~50 A, stap 1 A (standaard: 50 A)
[A.6.3.5.2]
[506]
Grenswaarde DI2
0~50 A, stap 1 A (standaard: 50 A)
[A.6.3.5.3]
[507]
Grenswaarde DI3
0~50 A, stap 1 A (standaard: 50 A)
[A.6.3.5.4]
[508]
Grenswaarde DI4
0~50 A, stap 1 A (standaard: 50 A)
kWgrenswaarde v DI: Alleen van toepassing in het geval van een
vermogenbeperkingsmodus op basis van digitale inputs en op basis
van vermogenwaarden.
[A.6.3.6.1]
[509]
Grenswaarde DI1
0~20 kW, stap 0,5 kW (standaard:
20 kW)
[A.6.3.6.2]
[50A]
Grenswaarde DI2
0~20 kW, stap 0,5 kW (standaard:
20 kW)
[A.6.3.6.3]
[50B]
Grenswaarde DI3
0~20 kW, stap 0,5 kW (standaard:
20 kW)
[A.6.3.6.4]
[50C]
Grenswaarde DI4
0~20 kW, stap 0,5 kW (standaard:
20 kW)
De gemiddeldentimer
De gemiddeldentimer corrigeert de invloed van de schommelingen
van
de
omgevingstemperatuur.
weersafhankelijk instelpunt gebeurt op basis van de gemiddelde
buitentemperatuur.
Er wordt over een geselecteerde tijdsinterval een gemiddelde
genomen van de buitentemperatuur.
#
Code
[A.6.4]
[10A]
Gemiddeldentimer buitentemperaturen:
▪ Geen gemiddelde
▪ 12 uren (standaard)
▪ 24 uren
▪ 48 uren
▪ 72 uren
INFORMATIE
Als de energiespaarfunctie ingeschakeld is (zie [E08]),
kan de gemiddelde buitentemperatuur alleen berekend
worden als de externe buitentemperatuursensor gebruikt
wordt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
68
Beschrijving
De
berekening
van
het
Beschrijving
De temperatuurafwijking via de externe
buitenomgevingstemperatuursensor
Alleen
van
toepassing
buitenomgevingstemperatuursensor
geconfigureerd.
U kunt de externe buitenomgevingstemperatuursensor ijken. Er kan
een afwijking op de thermistorwaarde ingegeven worden. De
instelling kan gebruikt worden om situatie te compenseren waarin de
externe buitenomgevingstemperatuursensor niet op de ideale plaats
(zie afbeelding) kan worden geplaatst.
#
Code
[A.6.5]
[20B]
−5~5°C, stap 0,5°C (standaard: 0°C)
Het gedwongen ontdooien
U kunt handmatig een ontdooien starten.
De beslissing om handmatig te ontdooien wordt genomen door de
buitenunit
en
hangt
af
warmtewisselaaromstandigheden. Wanneer de buitenunit het
gedwongen
ontdooien
aanvaard
gebruikersinterface verschijnen. Indien NIET binnen de 6 minuten
verschijnt nadat het gedwongen ontdooien geactiveerd werd, heeft
de buitenunit het verzoek voor gedwongen ontdooien verworpen.
#
Code
[A.6.6]
Nvt
Wilt u een ontdooiproces starten?
▪ OK
▪ Annul.
Pompwerking
De lokale instelling om de pomp te doen werken heeft alleen als
[F0D]=1 betrekking op de logica van de werking van pomp.
Wanneer de functie pompwerking gedeactiveerd is, wordt de pomp
stilgelegd als de buitentemperatuur hoger is dan de in [402]
ingestelde waarde of als de buitentemperatuur onder de in [F01]
ingestelde waarde daalt. Wanneer de pompwerking geactiveerd is,
kan de pomp bij alle buitentemperaturen werken.
#
Code
Nvt
[F00]
Pompwerking:
▪ 0 (standaard): Uitgeschakeld als de
buitentemperatuur hoger is dan [402]
of lager is dan [F01] afhankelijk van
de bedrijfsmodus van de verwarming.
▪ 1:
buitentemperaturen.
Pompwerking tijdens abnormale debieten [F09] bepaalt of de pomp
moet stoppen of verder mag werken wanneer het debiet abnormaal
is. Deze functie is alleen geldig in specifieke omstandigheden waarin
de pomp best blijft werken wanneer T
10 minuten werken en 10 minuten stilstaan). Daikin is NIET
aansprakelijk voor schade als gevolg van deze functie.
#
Code
Nvt
[F09]
Pomp werkt verder als abnormaal
debiet:
▪ 0 (standaard): Pomp wordt stilgelegd.
▪ 1: Pomp zal werken als T
(10 minuten AAN – 10 minuten UIT)
EVLQ05+08CAV4 + EHYHBH05AA + EHYHBH/X08AA +
wanneer
een
externe
werd
geplaatst
en
Beschrijving
van
de
omgevings
en
heeft,
zal
op
de
Beschrijving
Beschrijving
Mogelijk
voor
alle
<4°C (de pomp zal
a
Beschrijving
<4°C
a
EHYKOMB33AA
Daikin Altherma hybrid warmtepomp
4P3556341 – 2013.05