7 Installatie
Condensatiepomp
Waar afvoer door zwaartekracht naar een intern eindpunt NIET
fysiek mogelijk is of waar zeer lange interne afvoerleidingen nodig
zouden zijn om een geschikt afvoerpunt te bereiken, moet
condenswater worden verwijderd met behulp van een zelf te
voorziene condensatiepomp (ter plaatse te voorzien).
De pompuitlaatleiding moet afvoeren naar een geschikt intern
afvoerpunt voor afvalwater zoals een interne goot en
ontluchtingspijp, interne keukenafvoerpijp, badkamerafvoerpijp of
wasmachineafvoerpijp. Een geschikte permanente aansluiting op de
afvalwaterpijp moet worden gebruikt.
a
Ø22 mm
e
a
Condensatieafvoer van ketel
b
Goot en ontluchtingspijp
c
Gootsteen of wasbak met ingebouwde overloop
d
75 mm afvalopvangbak en luchtstop
e
Condensatiepomp
7.5.2
Externe aansluitingen
Als een externe condensatieafvoerpijp wordt gebruikt, moeten de
volgende voorzorgsmaatregelen worden genomen om bevriezing te
voorkomen:
▪ De pijp moet zo ver mogelijk intern lopen alvorens naar buiten te
gaan. De pijpdiameter moet worden vergroot tot een minimale
binnendiameter van 30 mm (buitendiameter gewoonlijk 32 mm)
voordat deze door de muur gaat.
▪ Het externe gedeelte moet zo kort mogelijk worden gehouden en
moet zo verticaal mogelijk naar het afvoerpunt lopen. Houd er
rekening mee dat er geen horizontaal gedeelte mag zijn waarin
condenswater zich kan verzamelen.
▪ De externe pijp moet geïsoleerd zijn. Gebruik een geschikte
watervaste en weersbestendige isolatie (pijpisolatie "Klasse O" is
hiervoor geschikt).
▪ Het gebruik van koppelstukken en bochtstukken moet zoveel
mogelijk worden beperkt. Eventuele interne bramen moeten
worden verwijderd zodat het interne pijpgedeelte zo vlak mogelijk
is.
7.6
De koelmiddelleiding aansluiten
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
VOORZICHTIG
▪ Gebruik GEEN minerale olie op het verbreed uiteinde
van de koelmiddelleiding.
▪ Gebruik NIET opnieuw een leiding afkomstig van vorige
installaties.
▪ Installeer NOOIT een droger op deze R410Aunit opdat
zijn levensduur gewaarborgd kan blijven. Het droogma
teriaal kan oplossen en het systeem beschadigen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
b
c
≥75 mm
d
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met
betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het
aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus
vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik enkel R410A wanneer u koelmiddel moet
bijvullen.
▪ Gebruik
uitsluitend
manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleen
voor R410Ainstallaties bedoeld is, zodat het de druk
kan weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals
minerale oliën en vocht) in het systeem terecht kunnen
komen.
▪ De leiding dient zo gemonteerd te worden dat haar
verbreed uiteinde NIET aan mechanische spanningen
onderhevig is.
▪ Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende
tabel om te vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de
leiding terecht zou komen.
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheen
muren schuift (zie afbeelding hieronder).
Unit
Installatieperiode
Buitenunit
>1 maand
<1 maand
Binnenunit
Ongeacht de periode
INFORMATIE
Open de afsluiter van het koelmiddel NIET vooraleer de
koelmiddelleiding gecontroleerd te hebben. Wanneer u
koelmiddel moet bijvullen, wordt geadviseerd de afsluiter
van het koelmiddel te openen vooraleer bij te vullen.
Houd rekening met de volgende richtlijnen wanneer u buizen
aansluit:
▪ Bestrijk de binnenkant van de verbreding met etherolie of esterolie
wanneer u een voor verbrede uiteinden bedoelde moer aanhaalt.
Draai eerst 3 of 4 toeren met de hand vast vooraleer stevig vast te
draaien.
▪ Gebruik altijd twee sleutels tezamen om een voor verbrede
uiteinden bedoelde moer los te draaien.
▪ Gebruik altijd samen een moersleutel en een momentsleutel om
deze moer aan te halen wanneer u de leiding aansluit. Op die
manier zal de moer niet scheuren en lekken.
a
b
c
d
EVLQ05+08CAV4 + EHYHBH05AA + EHYHBH/X08AA +
installatiegereedschap
(bijv.
Beschermingsmeth
ode
De leiding
dichtknijpen
De leiding
dichtknijpen of met
kleefband afdichten
EHYKOMB33AA
Daikin Altherma hybrid warmtepomp
4P3556341 – 2013.05