3.3
Afstellen van de bestuurdersstoel
OPMERKING
De bestuurdersstoel moet zodanig worden afgesteld, dat een moeiteloos en aangenaam werken kan plaatsvinden.
Alle bedieningselementen moeten veilig kunnen worden gebruikt.
Lengteverstelling van de zitting (zitafstand)
•
De lengteverstelhendel (4) omhoog trekken en door voorwaarts en
terugschuiven van de zitting een passende zitpositie afstellen;
vervolgens de hendel loslaten.
LET OP
Zorg ervoor dat de zitting is vergrendeld.
Afstelling van de veervoorspanning (gewicht bestuurder)
•
Met de hendel (voorgaande afbeelding/3) kan de stoel op het gewicht van de bestuurder worden ingesteld. Als
afstelhulp is de gewichtsindicatie (voorgaande afbeelding/2) aangebracht.
•
Op de bestuurdersstoel plaatsnemen.
•
Knevel 90° uitzwenken.
•
Door op- of neerwaartse pompbewegingen de veerspanning zodanig veranderen, dat het eigen gewicht op de
gewichtsindicatie wordt weergegeven.
OPMERKING
De stoel zo afstellen, dat de markeringspijl in het midden van de gewichtsindicatie staat.
Afstelling van de rugleuning
Rugleuning iets ontlasten en de hendel (voorgaande afbeelding/1) omhoogtrekken, door vooroverbuigen of
terugleunen de gewenste zitpositie instellen, vervolgens de hendel loslaten. De rugleuning moet zodanig worden
afgesteld, dat de bedieningshendels bij compleet aanliggende rug van de gebruiker veilig kunnen worden bediend.
Veiligheidsgordel
•
Veiligheidsriem omdoen.
•
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel is vastgemaakt.
LET OP
Het is verboden de graafmachine te bedienen zonder dat de veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Pagina 57/132
HE18 | Handleiding
Juni 2021