Onderhoud
Onderhoud
5.7
Kettingen
Kettingspanning controleren
afb. 87: Kettingspanning controleren
Spannen van de ketting
B
afb. 88: Spannen van de ketting
5-24
Gevaar
Bij het uitvoeren van werkzaamheden aan de ketting bestaat:
☞
Maak gebruik van passende hulpmiddelen bij het stutten van de machine.
☞
Bescherm de machine extra tegen omkantelen.
Gelieve bij de controle van de kettingspanning als volgt te werk te gaan:
☞
Zet de dumper uit op vlakke en vaste ondergrond.
☞
Takel de dumper op met geschikte hulpmiddelen.
☞
De kettingen mogen de bodem niet meer raken.
☞
De motor afzetten
☞
Stut de dumper extra en beveilig deze tegen kantelen.
☞
Meet de afstand tussen het midden van de ketting en de horizontale lijn
➥
De rubberketting mag in gespannen toestand niet meer dan 15 mm doorbuigen.
Aanwijzing!
De ingestelde meetafstand dient aan beide kettingen zo gelijk mogelijk te zijn.
☞
Zet de dumper uit op vlakke en vaste ondergrond.
A
☞
Takel de dumper op met geschikte hulpmiddelen.
☞
De kettingen mogen de bodem niet meer raken.
☞
De motor afzetten
☞
Stut de dumper extra en beveilig deze tegen kantelen.
☞
Haal de met de machine geleverde smeerpomp eruit
☞
Plaats het uiteinde van de pomp in de smeernippel A
☞
Pomp vet in de kettingspaninrichting (afstand 10-15 mm zoals boven)
➥
De cilinder B beweegt naar buiten
➥
De ketting wordt aangespannen.
☞
Kettingspanning controleren.
➥
Mocht de ketting nog te weinig gespannen zijn, voert u de procedure nogmaals uit.
Aanwijzing!
Controleer de kettingspanning dagelijks omdat een te weinig of te veel aanspan-
nen van de ketting tot beschadiging van de ketting en de cilinder kan leiden.
!
Gevaar voor ongevallen!
BA DT23 nl - Editie 1.0 ** dt23b530.fm