Bediening
Veiligheidsgordel
A
B
afb. 50: Veiligheidsgordel omdoen
0763b0007.eps
3-24
Gevaar
Tijdens het rijden met de machine en/of het uitvoeren van werkzaamheden
moet de veiligheidsgordel altijd worden omgedaan. Anders bestaat er
☞
Doe de veiligheidsgordel om alvorens weg te rijden of te beginnen met
werkzaamheden!
• Veiligheidsgordel mag niet verdraaid zijn.
• De gordel moet over het bekken – niet over de buik – lopen en altijd
strak zitten!
• Laat de gordel niet over harde, hoekige of breekbare voorwerpen
(gereedschap, meetstokken, brillen, pennen) in uw kleding lopen!
• Nooit 2 personen (kinderen!) met één veiligheidsgordel aangespen!
• De toestand van de veiligheidsgordel regelmatig controleren. Bescha-
digde delen onmiddellijk door een vakwerkplaats laten vervangen!
• Houd de gordel altijd schoon, omdat ernstige vervuiling de werking van
de gordelautomaten kan beïnvloeden!
• Het gordelslot mag niet verstopt zijn (papier of iets dergelijks), omdat de
tong van de sluiting anders niet kan vergrendelen!
Na een ongeluk is de veiligheidsriem opgerekt en daarom onbruikbaar. Bij een
ongeval biedt de gordel
☞
De veiligheidsgordel moet na een ongeval vervangen worden
☞
Verankeringspunten en zitbevestiging laten controleren op verdere belast-
baarheid!
De veiligheidsgordel C is bedoeld voor de veiligheid van de bestuurder tijdens het werk op
de bouwplaats en tijdens het rijden op de weg.
Veiligheidsgordel omdoen:
☞
Veiligheidsgordel C vóór iedere rit als volgt omdoen:
• Breng de riem aan de tong van de sluiting A langzaam en gelijkmatig over het bekken
C
naar de sluiting van de riem B brengen
• Tong van de sluiting A in het slot van de veiligheidsgordel B steken en vastdrukken
totdat deze hoorbaar vastklikt (trekproef)
• De veiligheidsgordel naspannen door aan het einde te trekken.
➥
De veiligheidsgordel moet altijd strak om het bekken liggen!
!
Verwondingsgevaar
geen voldoende veiligheid!
BA DT23 nl - Editie 1.0 ** dt23b330.fm